La poésie est contagieuse
Portret van Paul Eluard door Salvador Dalí, 1929, Fundació Gala-Salvador Dalí, Figueres.
Nicaise, Gribouille et Jacques Bonhomme, bien sûr, sont de poètes! Gongora, Edgar Poe, Mallarmé, bien sûr, sont des poètes!
Mais le drame où est-il? sinon chez les poètes qui disent 'nous', chez ceux qui luttent, qui se mêlent à leurs semblables, même et sourtout s' ils sont amoureux, courageux.
La poésie est un combat.
Les véritables poètes n'ont jamais cru que la poésie leur appartint a propre. Sur les lèvres des hommes, la parole n'a jamais tari; les mots, les chants, les cris se succèdent sant fin, se croisent, se heurtent, se confondent.
uit: Les sentiers et les routes de la Poesie, par Paul Eluard, Editions Gallimard 1954
Richard Mortensen 1935 (Aros, Aarhus Kunstmuseum). tegen de rand centraal rechts staan een paar regels uit een gedicht van de Franse dichter Paul Eluard. 'Ce terrain donne sur la mer, la mer sur le ciel, le ciel sur moi. Que vois-je',
Ce terrain donne sur la mer
Aros Museum
Kelder van Arhus Aros Museum, we ontmoeten elkaar in een kleine ruimte gevuld door een installatie. Hier zijn we even samen. Verlegenheid slaat toe. En ik blijf naar je zoeken.
Mortensens schilderij zag ik later die middag en is
geïnspireerd op Paul Eluards regels:
‘Ce terrain donne sur la mer
La mer sur le ciel
Le ciel sur moi
Que vois-je?
Twee dagen later: F. en ik zwaaien de wherry's uit. Aan de lage wal is het lastig wegkomen. Even later vanaf de heuvel stipjes op de fjord, dopjes met nauwelijks waarneembare riempjes steken de deinende Odenser fjord over.
Wind waait hard en vlagerig En wij staan hogerop in een weelderig weiland, kijken jullie na.
Daar boven tussen land, zee, lucht vallen jullie in je bootjes samen het groots verband -imposante schoonheid. Terwijl F. en ik turen naar de stipjes zien we dat jullie een schip kruisen dat de vaargeul volgt. Roeiend en hozend zullen jullie de fjord oversteken en de overkant veilig bereiken..
O sole mio!
Ortscommandatur zou er op de zuidgevel van het huis hebben gestaan. Dit zou zichtbaar zijn geweest vanaf de Nederrijn. Bronnen die dit bevestigen heb ik niet gevonden. Op deze plek lijkt het me niet logisch. De vorige eigenaar die metselaar was heeft een buitenmuur tegen de zuigevel geplaatst. Het huis uit 1896 was gebouwd op zand met een halfsteensmuur. En de gevel stond scheef sinds de bombardmenten op Rhenen en op de brug.
Oorspronkelijk heette het Rijnzicht en dat stond onder de daklijst van de oostgevel. Aan die kant is ook de voordeur. De naam van het huis is al lang verdwenen achter een laagje leisteen. Dan zou ik het willen omdopen naar 'Oh sole mio'.
De eerste dag in dit Rijnzichthuis werd ik overweldigd door zeeën van licht, het zicht op de uiterwaarden en daarachter de Nederrijn. Ik had gehoopt het beeldscherm op een tafel tegen de vensterbank te kunnen zetten en dan daar te werken en van tijd tot tijd naar buiten te staren door dit raam dat ruimte viert. De zon overbelicht alles en van werken komt op deze plek niets. Daarvoor blijkt het raam op de oostgevel vlak boven de voordeur ideaal.
Op de fiets samen met hond Fret begin ik onze nieuwe habitat te ontdekken. Hij weet onder welke balkons oud brood voor de meeuwen wordt gegooid. Nog even wegsnaaien voordat hij het weiland in rend alwaar een karkas van een dode vogel ligt. Dat kan hij ook nog wel een beetje verder verbrijzelen en opvreten.
Zelf begin ik me ook al redelijk te oriënteren zowel in de ruimte als in de tijd. Voordat ik in dit huis trok, was Rhenen vooral het enigszins saaie stadje waar ik in een paar minuten doorheen reed op weg naar Wageningen. Maar wel het stadje met een fantastiche Cuneratoren die mij elke keer weer verrast. Hoe komt het dat het oude centrum zo klein is rondom die hoge toren en enorme kerk?
Fietsend naar het oosten over het fietspad dat onderlangs de Grebbeberg ligt en waar ooit de electrische tram tussen Zeist en Arnhem heeft gelopen, ontmoeten we jonge Gallowayrunderen. Daar daalt langs een stijle trap een jonge stier doodgemoedereerd af, hij komt aangewaggeld en beneden gekomen zet hij het wel vijf minuten lang op een loeien. Het klinkt als brullen om aandacht. Aan de andere kant van de Grift (want ik stel me voor dat de kudde daar ergens in de Blauwe Kamers graast) blijft het stil. ‘Waar is mijn kudde, ik ben er klaar voor?’ stel ik me zo voor. Later zie ik de Galloway koeien verderop grazen met piepjong kalfjes aan hun zijde. Het zal wel niet de juiste tijd zijn om het stiertje aan de kudde toe te voegen. Of misschien zijn ze hem echt wel vergeten.
Zomer en winter roei ik op de Nderrijn. Tussen Wageningen en de Grift nader je de Grebbeberg en zie je de seizoenen voorbij trekken. De meidoorn op de oever signaleren de komst van de lente en het invallen van de herfst met witte bloemen en rode bessen. Dat de Grebbeberg van oudsher de aandacht trekt vond ik beschreven in H.M. Doughty’s Friesland Meres and through the Netherlands the voyage of a family in a Norfolk Wherry. De beschrijving van de noordelijke oever dateert uit de tijd dat mijn huis werd gebouwd.
... past the ferry and the neat ferry inn called Leskensveer; and then the town of Wageningen a little way inland, and its handsome tower and spire; then higher land still on the right bank, the famous Heimenberg (nu Grebbeberg), under which a road runs along the river; great trees grow by the roadside; the cliffs are clothed with dense oak scrub, and on the summits, elms and oaks an beeches, the last tinged with their autumnal red and gold.
Another monster of a railway bridge to be shot under as before, and then, we heard music of chimes, and came in sight of Rhenen and its graceful tower.
I shall not transcribe the description in my notes, for it is utterly; what I well remember is, a beautiful church tower, perfect in form and colour, and unsurpassed by any we saw in the Netherlands. The church itself has fine windows, and is cruciform, with several chapels built oud from it. The place is worth visiting. Dutch church interiors often disappoint one, but even the outside of this would repay close inspection; and a town, once the asylum of a king, is likely to have points of interest. A king too, Englishmen knew something of, Frederick of Bohemia, the ‘Winter King’ son-in-law of James the First, father of Prince Rupert, and a direct ancestor of our present sovereig. But we dared nog waste the freshening breeze: and sailed on, past a village, Elst, and as the sun set, ran into an eddy, under the lee of a breakwater. There in a snug harbour we moored her for the night, about two miles by our maps, above a town with the odd name of Wijk bij Duurstede. (p 229 - 230) uit: H.M. Doughty’s Friesland Meres and through the Netherlands the voyage of a family in a Norfolk Wherry hoofdstuk XI Sailing down the Rhine uit 1890 .
Terug naar het fietspad waar een tiental jaar na Doughty’s boottocht het tracé van de tram overheen liep. Die trambaan is nu een schelpenpad voor de fiets. De brug is geen spoorbrug meer maar een brug voor auto's die na de oorlog werd opgetrokken omdat het origineel zwaar gehavend was in de oorlog. Ik fiets onderlangs de Greb naar het zuidoosten en steek de N225 over. Het water van de Rijn komt o.a. uit Zwitserland, het zand van de Grebbeberg is onderdeel van de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug.
En in het bos aan de oostkant van de Greb mag Fret loslopen. Hier kronkelt het omhoog en de eerste keren dat we hier zijn, is het er doodstil. Achter de bomen aan de linkerkant ligt het militair Ereveld Grebbeberg. Iets westelijker ligt tussen de bomen het zogenaamde Berenbos dat de achterkant vormt van Ouwehands dierenpark.
Soms gaan we even kijken of de beren zich al laten zien. En ja hoor in de maartse zon liggen een paar beren te luieren en schrijdt een wolf langs.
Op de derde dag dat we dit fietspad over de Greb kies, is de stilte weg. Het is zaterdag en er klink heel luid kindergeschreeuw. Ik verbaas me over het lawaai omdat het de dieren vast nog veel scheller in de oren zal klinken dan ik het hoor. In een vlaag van oplossingsgezindheid en educatieve dadendrang, bedenk ik dat het goed zou zijn om kinderen te leren om niet te schreeuwen in de buurt van dieren. Ik schat in dat we zo’n 500 mt verwijderd zijn van de herrie. Hoe verder we de heuvel op rijden hoe dichter het geschreeuw nadert. Maar dit geluid komt niet uit de speeltuin van de dierentuin het is afkomstig van de sportvelden ernaast. Het zijn de voetballertjes die daar trainen en spelen. De velden liggen tussen de stad en de dierentuin ingeklemd. Ik fiets in gedachte verzonken door de wijk en denk terug aan de stilte rondom het ereveld en waarom het goed is dat het daar stil is. Het mislukte Grebbeoffensief, het bombardement van Rhenen op 10 mei 1940 een dag of twee later gevolgd door het bombardement van Rotterdam, 5 Jaar oorlog die erop volgden. Hoe leer je jonge mensen stilte te waarderen? Thuis gekomen achter de computer lees ik meer over de ringwalburcht die op de Heimenberg onder het maaiveld verscholen gaat en over de Rhenense archeologische vondsten die in het Leidse Museum van Oudheden liggen.
Wasserklavier (Luciano Berio)
Bij het beluisteren van het Wasserklavier vraag ik me af waarom ik dit toen niet heb gehoord. Toen ik nog pianoles had tussen 1969 en 1976. Waar was deze muziek toen? Of had het me toen net zo weinig gezegd als de études die ik wekelijks als studiemateriaal mee naar huis kreeg. Ik was een luie pianoleerling met weinig motivatie om er ook voor te gaan zitten.
Een muzikale stilte lijkt een paradox. Terwijl ik zocht naar Luciano Berio's bewerking van Mozarts Ein Mädchen ein Weibchen uit Die Zauberflöte waarvan ik vanmiddag een stukje op de Radio4 had gehoord, stuitte ik op Berio's Wasserklavierhier gespeeld door David Kadouch.
Wasserklavier maakt deel uit van de zes Encores, zes korte stukken die teruggrijpen op natuurverschijnselen: Luftklavier, Feurklavier, Wasserklavier en …
Over de Encores. De Zes Encores zijn korte stukken, geschreven tussen 1965 en 1990 en bijeen gebracht met deze titel alsof de componist de korte vorm heeft willen onderstrepen.
De eerste vier zijn gewijd aan de vier elementen: vuur, lucht, water, aarde. Wasserklavier heeft Berio in 1965 gecomponeerd en onderzoekt de symbolische aspecten en de associaties die verbonden zijn met water, vooral in relatie tot de onder de oppervlakte aanwezige lagen van het geheugen. Vandaar het gebruik van harmonische lijnen afkomstig uit de Improptu op 142.nr1 van Schubert en het Intermezzo op. 117 n2. van Brahms.
Guido Morselli een donkere schrijver
In 1984-85 schreef ik een afstudeerscriptie over de auteur Guido Morselli (1912 - 1973). Morselli had in de jaren zestig tevergeefs verschillende manuscripten aangeboden aan uitgevers. De afwijzingen die volgden maakten hem steeds ongelukkiger. Na zijn zelfdoding in 1973 met een browning (la ragazza dall'occhio nero) kregen de uitgevers opeens belangstelling en werd hij binnen korte tijd een zogenaamd 'caso letterario' . Zijn historische romans met een dystopische twist werden een groot succes. Hoewel ik toendertijd nog niets begreep van een dergelijke daad, moest ik voor het onderzoek naar Morselli's werk wel op zoek naar aanwijzingen in zijn romans.
De romans vinden plaats in een herkenbare historische context en de personages zijn bekenden uit de geschiedenis maar het verleden neemt een net wat andere loop. Romans in een herkenbare tijd maar dan in een soort parallelle surrealistische werkelijkheid. Morselli's vrolijkste boek is Divertimento 1889 (1975) over de Italiaanse koning Umberto I van Savoie die per trein op vakantie gaat naar de Zwitserse Alpen en wiens tijdverdrijf het is om op jacht te gaan op herten.
In Contropassato Prossimo (1975) ofwel 'Toekomstig verleden tijd' beschrijft hij de nadagen en de nasleep van de eerste Wereldoorlog. Wat me bij is gebleven zijn de passages over Keizer Wilhelm II die de wijk neemt naar Nederland en eerst terecht komt in Amerongen en later neerstrijkt in kasteel Doorn met medeneming van 20 treinwagons aan huisraad. Toen ik het voor het eerst las in 1985 kende ik Doorn alleen maar als de plaats waar mijn grootmoeder in een bejaardenhuis woonde. Geen idee dat daar een Duitse keizer had gewoond.
In zijn boeken zijn geen rechtstreekse aanwijzingen te vinden over personages die rondlopen met suïcidale gedachtes. Er is wel een personage dat een Browning.
Morselli was een liefhebben van stilte en leefde teruggetrokken in zijn zomerhuisje midden in het bos met uitzicht over het meer van Varese.
Dissipatio H.G.(1977) waar H.G. staat voor Humanis Generis. De verdwijning van de mens. In dit boek is eenzaamheid onomkeerbaar. Walter leeft ergens in Zwitserland hoog in de bergen. Op een ochtend wordt hij wakker en ontdekt dat er geen andere mensen meer zijn. Hij dwaalt met een auto verwonderd door een verlaten Zwitsers landschap en eindigt in Zürich op vliegveld Kloten. Vliegtuigen staan verweesd op de start- en landingsbaan. Nergens is een levende ziel te bekennen. Iedereen is op mysterieuze wijze verdwenen. Een claustrofobisch boek dat het tragische einde van de ik-persoon inleidt.
Mijn keuze voor het werk van Morsellig was niet ingegeven door de thematiek of de stijl maar vooral omdat hij gewoond en geleefd heeft in Varese. Daar bracht ik mijn middelbare school tijd door als leerling van de Europese School (1971 - 1979). Omdat Morselli pas een jaar of tien dood was op het moment van mijn scriptie en zijn boeken allemaal postuum gepubliceerd zijn, was er nog maar weinig over hem geschreven. Dat gaf me ook veel vrijheid om zelf een interpretatie te zoeken.
En ik werd helemaal nieuwsgierig toen bleek dat in Roma senza Papa een prelaat voorkomt met de achternaam van Heusden net als een van de twee leraren Nederlands die op de Europese school les hadden gegeven in die tijd.
Middels een antwoord op een brief die ik had gestuurd naar een van de zoons van Van Heusden, kreeg ik de bevestiging dat mijn vermoeden klopte. De leraar Nederlands en zijn gezin hadden in Varese in het voormalige ouderlijk huis van Morselli gewoond. Zij huurden het huis direct van de schrijver die een klein huisje in de grote tuin had laten bouwen en daar soms ook verbleef. Het gezin van Heusden woonde in het grote huis toen Morselli zichzelf doodschoot.
De keus van Morsellig om een Nederlandse prelaat de naam van Heusden te geven, was dus niet toevallig.
Wat ook een prangende vraag was, waarom hadden redacteuren van verschillende uitgeverijen Morselli's werk niet gedurende zijn leven al gepubliceerd. Het moest wel een vergissing zijn, gezien het enorme postume succes. Of was het succes vooral ingegeven door de zelfmoord.
Hij schreef goed, zijn feitenkennis was enorm, zijn wereld oversteeg Italië. De psychologie en de melancholie van zijn personages is niet plat of voorspelbaar. Een italiaanse krant schrijft:
Uno che soffre di una sorta di «malumore cosmico»? A noi vien fatto di dire che, piuttosto, è uno che osserva i «segni dei tempi», li coglie e ne amplia la portata in affreschi narrativi dall'impatto forte ed inquietante.
Was hij hiemand die leidde aan 'cosmische humeurigheid'? We denken eerder dat hij iemand die de tekens der tijd als geen ander kon lezen. Die ze omzet naar verhalen met een sterke en onrustbarende impact.
Wat later veelvuldig is geroemd is dat hij een niet typisch Italiaanse schrijver was. Hij was geinspireerd door Mitteleuropeese schrijvers en in het bijzonder door Rober Musil . Zoals ook blijkt uit een exemplaar van De Man zonder Eigenschappen dat Morselli in zijn bibliotheek had staan.
Morselli's boeken hebben zonder uitzondering sombere thema's zoals een bijna incest en het onbegrip van het individu ten opzichte van de mensheid en onverschilligheid jegens de natuur. Een thema waarmee hij ver vooruit loopt op zijn tijdgenoten.
Zuid-Oost kust van Sicilië vlakbij Syracuse. Met mijn rug naar de Etna gekeerd. Langs de rand van Zuid Europa, waar de Griekse goden ooit kind aan huis waren, waar Odysseus aan land ging, waar Pythagoras leefde, het eiland dat de Grieken eerst koloniseerden en later de Romeinen en weer later de Arabieren zich vestigden en de Noormannen hebben huisgehouden en wat door allen werd beschouwd als het paradijs op aarde omdat de grond er vruchtbaar was en alles groeide en bloeide. En waar Demeter godin van de landbouw werd geerd.
Il est mort sans voir le printemps
D'ou viens la mélancholie? Cette petite chanson de Georges Braessens qui j'ai entendue que j'étais toutes petite et que je chantais quand j'ai eu ma premiere guitare á 14 ans.
Le petit cheval dans le mauvais temps,
Qu'il avait donc du courage !
C’ était un petit cheval blanc,
Tous derrière tous derrière,
C’ était un petit cheval blanc,
Tous derrière lui devant.
Il n'y avait jamais de beau temps
Dans ce pauvre paysage,
Il n'y avait jamais de printemps,
Ni derrière, ni derrière.
Il n'y avait jamais de printemps,
Ni derrière, ni devant.
Mais toujours il était content,
Menant les gars du village.
A travers la pluie noire des champs,
Tous derrière tous derrière,
A travers la pluie noire des champs,
Tous derrière lui devant.
Sa voiture allait poursuivant
Sa belle petite queue sauvage.
C'est alors qu'il éclair content,
Tous derrière tous derrière,
C'est alors qu'il était content,
Tous derrière lui devant.
Mais un jour, dans le mauvais temps,
Un jour qu'il était si sage,
Il est mort par un éclair blanc,
Tous derrière tous derrière,
Il est mort par un éclair blanc,
Tous derrière lui devant.
Il est mort sans voir le beau temps,
Qu'il avait donc du courage !
Il est mort sans voir le printemps
Ni derrière, ni derrière.
Il est mort sans voir le beau temps,
Ni derrière, ni devant.
Zonnig jaarverslag van een onvrijwillige sabbatical
Inca Garcilaso de la Vega and the temple of Titicaca. (uitspraak Titigaga)
In 1983 kocht ik het Commentaires Royaux sur le Pérou des Incas van Inca Garcilaso de la Vega uitgegeven door Librairie François Maspero/La Découverte, Paris 1982. Deze geschiedenis van de Inca’s, schreef Garcilaso in het Spaans en werd in 1609 in Lissabon gepubliceerd en ruim honderd jaar later (1723) pas in Spanje.
Voorin heb ik geschreven: ‘04-03-1983… zomaar omdat het verleden spannend is.’
Aanleiding om het te kopen was waarschijnlijk de tekst op de achterflap en de verantwoording van de uitgever die uitlegt waarom 400 jaar later LesCommetaires Royaux is vertaald in het Frans.
Nu lees ik dat verantwoording en de vertaling een coproductie is geweest met Unesco:
La série Memoires américaines a l’ambition d’offrir au lecteur français un ensemble de documents relatifs a l’Amérique des origines, peu connus, oubliés ou introuvables.
Les textes de la série sont issus, soit de la tradition orale ou hiéroglyphiques des indigènes américains, soit de la plume des derniers descendants lettrées de familles indiennes, soit de métis accultures, soit encore de religieux européens qui ont essaye de comprendre l’autre humanité qui avait vécu, jusqu’au XVe siècle, en dehors du monde connu.
Commentaires royaux sur le Pérou des Incas van Inca Garcilaso de Vega (1539 – 1615) is op het nachtkastje blijven liggen en ik kan me niet herinneren het te hebben gelezen. Het vergeelde papier en de de strakke band bevestigen dat. Het leven gaat door en een boek blijft dertig jaar ongelezen.En zo kwam Commentaires royaux na een opruimbeurt in de boekenkast en verhuisde het van de ene naar de andere. Op de tijdlijn van ongelezen boeken was het één van de eerste. Want het paste niet in het verplichte repertoire ten behoeve van de studie Italiaanse Taal- en Letterkunde zoals Dantes Goddelijke Comedie, Petrarca’s sonetten voor Laura, Boccaccio’s Decamerone, Torquato Tasso’s Gerusalemme Liberata, Ariosto’s Razende Roeland. De klassiekers die doordesemd zijn van christelijke moraal, waren verplichte kost. Spannender dan de klassiekers vond ik vakken als Taalgeografie en Semantiek van het Italiaans, en de bijvakken Portugees, Kunstgeschiedenis en Kinder- en Jeugdliteratuur.
Commentaires kocht ik uit een combinatie van belangstelling voor geschiedenis en nieuwsgierigheid naar verre beschavingen. Nu ik het dan eindelijk lees, ontdek ik de taalkundige aandacht die Garcilaso schenkt aan de etymologie van de taal van de Inca’s en aan de uitspraak, en zijn kritiek op de slechte vertaligen die de Spanjaarden maakten van de Inca taal. En die aanleiding waren voor onbegrip tussen de overheersende Spaanse katholieke cultuur en de overheerste Inca cultuur.
Garcilaso schrijft Commentaires rond 1600 en zijn inspiratiebron was vooral de Commentarii de bello Gallico van Caesar. De schrijver plaatst als zoon van een Spaanse vader die hem een christelijke Spaanse opvoeding geeft en een Inca vrouw van koninklijke bloede, de Incacultuur in een historisch perspectief en beschrijf deze vanuit een belangstelling die we nu etnografisch noemen.
Tijdens de doctoraalfase probeerde ik me de toekomst voor te stellen als Italianist en ik overwoog de kopstudie bedrijfskunde na mijn doctoraal te doen om daarmee m’n mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten. En ik overwoog om over te stappen naar de studie Italiaans in Amsterdam omdat Italiaans daar ‘beter’ stond aangeschreven. De keuzes schoof ik voor me uit en ik meldde me aan bij het uitzendbureau om zo alvast iets bij te verdienen.Eén dag werken in de jaarbeurshallen in Utrecht, in het Self-Service Restaurant dat veel weg had van een gaarkeuken, was genoeg om richting te geven aan mijn zoektocht naar geschikt werk. De geur van frituur en het werk in een gesloten ruimte zonder buitenlicht viel me al na een dag zwaar tegen. En toen kwam de Volksuniversiteit Rotterdam op mijn pad: Italiaanse les geven aan in de villa die nu het Natuurhistorisch museum huisvest. Dit bleek een veel leuker bijbaantje.
Aan de VolksUniversiteit R'dam stond ik drie avonden in de week voor een klas met leerlingen van allerlei pluimage en van alle leeftijden en met eenentwintig jaar was ik de jongste. Daar realiseerde ik me dat tweetaligheid een ongeloofelijk voorrecht is. Maar het was ook confronterend om te merken dat ik ondanks een studie geen bal wist van de Italiaanse basisgrammatica. Dat ik die ook nog moest kunnen uitleggen ging gepaard met enig gestuntel. Toepassen deed ik gedachteloof, maar uitleggen kon ik het nauwelijks. Gelukkig had ik inmiddels wel geleerd: Dan zoek ik het toch op!
Docent Italiaand was voor mij als tweetalige met een afgeronde studie de meest voor de hand liggende keus. Maar nog maar kort daarvoor was ik er nog stellig vanuit gegaan dat ik nooit leraar wilde worden. Op school was ik de recalcitrante leerling geweest die met veel arrogantie en te veel zelfvertrouwens het allemaal wel beter wist.
Tijd om Commentaire royaux sur le Pérou des Incas te lezen, had ik niet. Maar de tijd zou ooit nog wel komen...
Er ging bijna dertig jaar voorbij en in vogelvlucht overziende, ging ik samenwonen in Den Haag, studeerde af in Utrecht, kreeg ik mijn eerste baan als taaltrainer Italiaans bij Talencentrum Den Haag, trouwde, verhuisde naar Leersum, kreeg kinderen, stichtte een gezin, scheidde, hield het gezin zo’n beetje bij elkaar, werkte nog steeds als taaltrainer en ging ook Nederlandse les geven en werkte vanaf 2006 als redacteur bij een educatieve uitgeverij, gespecialiseerd in cursusmateriaal voor Nederlands als tweede taal. Waar een oorspronkelijke aversie voor grammatica je al niet kan brengen ...
Omdat mijn werkgever, de uitgever bezig was met scheiden, wilde hij de webshop graag verkopen. Bij voorkeur zonder personeel en zo werd ik op 1 januari 2012 werkeloos. Nadat ik de eerste drie maanden de vrijwillige redactieklus had afgerond voor het lustrumboek van de honderdjarige watersport vereniging VADA, had ik behalve verplichting tot solliciteren, zeeën van tijd in het vooruitzicht. Uiteindelijk is 2012 het jaar van het huisje-tuintje-beestje sabbatical geworden. En daarbij kon ik redelijk zorgeloos blijven wonen in mijn huis, dankzij een WW-uitkering.
De voormalige eigenaar van huis Ophir in Leersum was kapitein op de grote vaart en noemde het Ophir naar een Oudtestamentisch land. In de Bijbel is het de regio waaruit koning Salomo goud, edelstenen en sandelhout importeerde. En het Sabbatsjaar is in de Thora het zevende jaar waarin een stuk grond onontgonnen moet blijven.
Een sabbatical thuis is nog niet zo ingeburgerd maar de horizon van de wereld als je achter je bureau blijft zitten, rijkt in 2012 een stuk verder dan in 1983. Zo veel verder dat het geheel in overeenstemming met de tijdsgeest zeer de moeite waard is zo’n reis achter de computer te maken. In enkele klikken ben je waar je maar wilt en de foot-print van surfen is in vergelijking bescheiden.
En reizen door continenten komt vast nog wel in een volgende fase, over ruim vijftien jaar als er dan nog zoiets bestaat als een pensioensuitkering. Of zou er dan slechts een financiële prikkel bestaan voor deelnemers aan: ‘ De Sterfelijkheidsregeling' Een regeling speciaal voor hen die vrijwillig meedoen aan begeleid afsterven.’
Afgelopen 21-12-2012 zou de wereld volgens de Mayakalender zijn vergaan. Althans dat is wat de media hebben gehyped, en in tijden van economische crisis is het niet moeilijk om oude profetieën nieuw leven in te blazen.
We luisteren gebiologeerd naar dit soort ontzagwekkende voorspellingen van oudtestamentische profetieën en stiekem boezemen ze misschien wel meer angst in dan de bevroren huizenmarkt en de economische malaise die versterkt wordt door ongeloof in herstel. Het besef over het naderende einde der tijden bestond 400 jaar geleden ook al bij de Inca’s, de buren van de Maya’s, en in de Commentaires royaux, schrijft Inca Garcilaso heel droogjes, dat de Inca’s en de Mexicanen dezelfde jaartelling hanteren maar het einde van een tijdperk wel anders berekenen.
Parmi les temples les plus fameux qui au Pérou furent dédies au Soleil, et qui en richesses et en ornements d’or et d’argent pouvaient rivaliser avec celui du Cuzco, il y en eut un su l’ile appelée Titicaca, qui signifie montagne de plomb; le mot est composé de titi, qui veut dire plomb, et de caca, montagne; il faut prononcer les deux syllabes caca du fond du gosier, car si on les prononce a la façon des Espagnoles, le mot signifie oncle maternel. Le lac Titicaca, sur lequel se trouve cette Île, lui a emprunté son nom. Elle est située a un peu plus de deux portées d’arquebuse de la terre ferme et a un périmètre de cinq á six mille pas.
C’est lá, selon les Incas, que le Soleil déposa ses deux enfants, un fils et un fille, quand il les envoya sur terre pour instruire en la vie civile ces peuples très barbares. A cette fable ils en ajoutent une autre bien plus ancienne. Ils disent qu’après le déluge on vit les rayons de soleil sur cette ile, et sur ce grand lac plus tôt qu’en tout autre lieu. (…) Le premier Inca Manco Capac, tirant parti de cette ancienne fable, et aidé par son esprit inventif et sagace, voyant que les Indiens la tenaient pour vraie et considéraient le lac et l’ile comme un lieu sacré, imagina de dire que lui et sa femme étaient fils du Soleil, et que leur père les avait envoyés sur cette ile afin qu’ils allassent de lá dans tout le pays instruire les peuple ... Les Incas amautas, qui étaient les philosophes et les sages de leur république, réduisaient la première fable a la seconde, la présentaient comme une sorte de pronostic oú prophétie.
Eind december 2012
Een dag of wat geleden zocht ik op Spotify naar muziek voor de naderende kerstdagen. De kinderen waren nog niet thuis en alleen kerstsfeer maken vind ik lastig.
Vanwege de symboliek van vrede op aarde, vind ik het prima dat we in deze technologische wereld nog steeds kerst vieren en zeker het familiefeest en het samenzijn zijn fijn.
De heidense viering van de terugkeer van het licht, en de opgetuigde kerstboom vind ik mooi en ook de kerstal van vroeger met Drie Koningen, Maria, Jozef en het kind geboetseerd met klei uit de tuin door een van onze toenmalige de au-pairs, droegen bij aan een rudimentaire idee van wat de christelijke traditie is.
De essentie is toch samen met je familie zijn, samen wat te eten en te praten en de versieringen moeten er aan herinneren dat het december is en dat het buiten ongezellig weer is, en binnen aangenaam.
Als kind kreeg ik de verhalen uit de kinderbijbel voorgelezen en het feit dat ik die verhalen tijdens het godsdienstuurtje op de katholieke Italiaanse basisschool kon reproduceren, gaf me het gevoel dat ik als niet gedoopte met als enige heilige referentie Sint Nicolaas ook meedeed. Tijdens het godsdienstuurtje zat ik wel in de klas, hoewel ik vrijgesteld was maar omdat de school geen alternatieve activiteiten voor een hoogblonde uit de kluiten gewassen meisjes had, luisterde ik mee en stak mijn hand op als ik het kerstverhaal herkende of kon vertellen hoe het afliep met Adam en Eva. En als de pater in zijn zwarte soutane de klas kwam verwelkomen met een enorme zak snoep, was ik opgetogen met de hand vol snoep die ik kreeg aangereikt en dat ik ‘Grazie padre’ mocht zeggen. Tijdens de kerstdienst voor scholieren die werd gevierd in de dorpsparochie droegen we kerstgedichten voor vanaf de kansel, waarbij ik naar mijn gevoel hoog uittorende boven het toegestroomde gehoor. De gedragen en waarschijnlijk zoetsappige kerstgedichten verstond ik uitstekend maar de betekenis ontging me helemaal en helaas ben ik ze vergeten.
Terug naar de muziek, want dit jaar had ik geen zin in de Messiah van Händel en het Weinachtsoratorium van Bach en al helemaal niet in radioprogramma’s met kerstjingles. Wat wel elk jaar tenminste een keer door de huiskamer galmt en waar ik ook dit jaar weer op terugkwam is de Misa Criolla (1964) van Ariel Ramirez. Koorzang, zowel ritmisch en vrolijk als gedragen, met een stevige pulse. Over de geboorte van Jezus, het lijden van de mensheid, begeleid door instrumenten zoals de charango die er een exotische klank aan geeft. De Missa Criolla hoort ook bij Kerst van vroeger, want mijn vader kocht de LP die we thuis in de jaren zestig en zeventig draaiden. Tegenwoordig kan ik dankzij Spotify naar verschillende uitvoeringen luisteren en naar verwante muziek zoeken. Tussen de cd’s met muziek uit de barok die ik in de loop van het jaar bij elkaar heb gesprokkeld, vond ik El Nuevo Mundo, Folias Criollias van Jordi Savall in samenwerking met o.a. Hesperion XXI, Capella Reial de Catalunya. Op deze cd staat de Cachua een dans a duo y a quatro met de titel “Niño il Mijor” .
Een Cachua is de naam van een inheemse dans die voorkomt in de grensgebieden tussen Peru, Boliva en delen van Equador. Las crónicas describen a esta danza como una danza de galanteo que se practicaba durante el periodo incaico. Thecachua is a term from Quechua languageqhachwa, meaning “round dance,” that is the Spanish name for a Latin-Americanbaroquedance form found mainly in Peru. It still exists today as acircle dance.
De titel van de dans is “Het kind is groots”. Verstaan doe ik het niet goed en dus blijft de tekst voorlopig een raadsel en blijft het gissen of deze dans over het kerstkind gaat of over zomaar een kind. Voor nieuwsgierige liefhebbers voeg ik de link van een vrij toegankelijke website met de muziek: Niño il mijor (Greatest child):
Jordi Savall schrijft over de cd El Nuevo Mundo, fantasia Criollas
N’oublions pas, ... que depuis l’Andoulasie et passant par les Ȋles Canaries,c’est une société complexe qui débarqua dans le Nouveau Monde. Elle se composait de marins et de soldats, de nobles et de religieux, de musiciens et de commerçants, d’aventuriers et d’esclaves africains et de toutes sortes d’individués avides de richesses rapides et faciles. Ceci produisit un grand métissage culturel et surtout linguistique, avec l’ adoption d’éléments autochtones, particulièrement refléctés dans la musique et dans les langues utilisées au cours de la conquête postérieure de l’ensemble du continent. Au fur et á mesure que les conquistadores entraient au cœur de ce «Nouveau Monde» totalement inconnu, ils intégraient á leurs musiques la majeure partie des influences locales et a leur langage courant les dénominations originales des langues autochtones, surtout les noms des objets, des animaux et des plantes des rites des coutumes propres á ce nouveau monde. La consolidation de la conquête de ces territoires tellement immense se réalisa par une intense exploitation un esclavage généralisé, en détruisant ainsi un véritable Paradis sur Terre. Un demi-siècle seulement âpres la «découverte», pratiquement toutes ces langues – d’origine arahuaco, tupo-guarani ou Chibchas – s’étaient éteintes sur les iles de Caraïbes, en même temps que leurs habitants. Les rares langues ayant survécu se transformèrent en parlers et en musique creoles, a travers leur contact avec la langue, la musique et le traditions des conquistadors.
Waar een zonnig jaarverslag heen gaat?
Winter 2011 maakten M&R een bootreis langs de westkust van Zuid-Amerika en daar vandaan namen ze als cadeautjes voor de thuisblijvers lokaal handwerk mee en ik kreeg een grote geborduurde wollen doek uit Peru. Het borduurwerk heeft 3 verhaallijnen . Later valt me op dat het enige woord dat er op de lap staat, MATRIMONIO is en daaromheen staan dansende mannetjes en vrouwtjes, vliegende condors, grazende lama’s, kruipende slangen, zeilende vissertjes, vliegende watervogels en zwemmende vissen. En een huiselijk tafereel aan een eettafel en bovenin tot driemaal toe de zon. De afbeelding is primitief, maar alle figuren zijn in beweging, niets is statisch. Dit is een wereld waarin iedereen wiegt, beweegt, danst.
Van januari t/m maart volg ik in het kader van de beroepsbevordering een cursus Nederlands op de Werkvloer bij ITTA in Amsterdam. Vervolgens had ik in september de gelegenheid om het een en ander in praktijk te brengen en verzorg ik een cursus voor een chemisch bedrijf in den Bosch.
Tijdens de zoektocht naar inspiratie bij dit verhaal, heb ik vorige week de cd El Nuevo Mundo, fantasia Criollas aangezet en toen herinnerde ik me opeens het boek van Garcilaso. Op de valreep nam ik me voor om voor 2013 alsnog Commentaires Royaux uit te lezen en omdat ik boeken vooral in bed lees, viel de Peruaanse wandlap me ‘s avonds pas op als passende afbeelding. Een extra zetje in de richting van een zonovergoten nieuwjaarsmissive.
De reis door de tijd en overzee begon in mijn herinnering en werd dankzij internet verder aangewakkerd. De rode draad zijn poëzie en liedteksten die me na aan het hart liggen, klanken en talen.
Het afgelopen jaar heb ik me ook gerealiseerd dat ik in 2012 het roer helemaal om had kunnen gooien, omdat nu de kinderen uit huis zijn en ik alleen in een huis woon dat aan de grote kant is. Er is me een paar keer gevraagd of ik het huis niet wil verkopen en terug naar Italië zou willen?
Maar hoewel ik me snel thuis voel tussen italianen en sinds Mario Monti aan het roer van de regering staat er weer hoop is op beter bestuur, is het in Italie nog steeds lastig om aan de slag te gaan. Of je moet een bed&breakfast ambiëren. En als de werkgelegenheid in Nederland op dit moment al niet meer zo best is, dan is hij in Italië al jarenlang uitgesproken slecht en om goedkoper te kunnen leven dan in Nederland is nog nooit iemand naar Italië geëmigreerd. Een paar dagen geleden ben ik samen met Julie naar een mooie docu over Italië geweest, die ik zeer kan aanraden: Italy you love it or you leave it .
Du fameux temple de Titcaca et de ses fables et allégories.
Jordi Savall schrijft over de cd El Nuevo Mundo, fantasia Criollas