Elzevira

Elzevira

Je zult ergens moeten beginnen

Un intervista che mi ha molto colpito per la profondità e la schiettezza dell' autore e il regista del film Call me by your name. About the writer Andre Aciman: Passion and desire, their prolongation and exhaustion, may actually be Aciman’s great authorial preoccupation. Life is lived at the edge of desire, in the thrill of the chase. In Aciman’s novels the desire is embodied in character—in fascination and growing sexual awakening. In the essays the desire is disembodied, which in many ways makes it that much more intense.

16. mrt, 2018
0

De openingsscene uit La vita che Vorrei (2004) van Giuseppe Piccioni. Het leven dat ik zou willen, en in deze scene ontmoeten twee acteurs elkaar voor de eerste keer tijdens de eerste lezing van een scene van een historische film. Haar breekbaarheid en zijn nukkigheid terwijl ze beide hun werk doen geeft het vreemde gevoel dat je als toeschouwer een voyeur bent.

Tim Parks interview

Bundel essays over de roman die eerder verschenen in New York Review of Books .

Boeken herlezen doe ik zelden. Hermans, Reve, Mulisch waren verplichte schrijvers op de leeslijst van mijn middelbare school. Maar tot op heden heb ik De donkere kamer van Damocles niet herlezen, het Stenen Bruidsbed noch De Avonden. Uit elk van die boeken herinner ik me flarden. Las ze zonder tegenzin maar begreep ze maar half. Het ging over een wereld die heel ver weg leek. 20 Jaar terug in de tijd is voor een puber een heel leven, nu denk ik, dat het zoveel dichterbij was dan ik toen kon uitrekenen.  We lazen oppervlakkig, het ging erom dat we de gebeurtenissen uit de verhalen oppikten en eventueel interpreteerden.  Ondertussen streden ook de leraren Frans en Duits om aandacht en gaven ons werk van Camus, Zola, Sartre, Durematt, Max Frisch, Fontane  te lezen. Voor Engels hoefden we denk ik niets te lezen, ik kan me geen enkele schrijver herinneren.  Na de Europese School volgde de studie Italiaanse Taal- en Letterkunde en koos ik vol overtuiging voor Letterkunde.  Vaak heb ik mensen om me heen horen zeggen dat Letterkunde geen echte studie was want enorm onpractisch op de arbeidsmarkt.  En misschien zit daar ook wel wat in, het is eerder een roeping. 

Al een paar jaar spookt er een beeld door mijn herinnering van een langzaam verstenende soldaat.  Het beeld komt uit een kort verhaal van Harry Mulish. Ik zal 14 of 15 zijn geweest toen we het te moesten lezen voor een proefwerk. Het beeld van die soldaat die steeds verder verstijft in een tent ergens in de binnenlanden van een tropisch land kwam steeds vaker op naar mate  mijn eigen stijfheid de laatste maanden toeneemt als ik 's morgens vroeg de trap afkom. Van die merkwaardige gedachtenkronkels voordat de alledaagse werkzaamheden zich weer aandienen.

Wat was dat ook alweer met die soldaat, vroeg ik me af? Wat de titels van het verhaal was wist ik  ook niet precies meer. Iets met Sergeant Maduro misschien wel. Dankzij internet vond ik het terug en een paar weken geleden heb ik de bundel laten opsturen door de Slegte. De titel is: Wat gebeurde er met sergeant Massuro, een Dar pocket van de Bezige Bij uit 1972. Harry Mulish schreef het verhaal 1957, hij was toen dertig.

Terugblikkend ben ik nieuwsgierig naar wat ik nou eigenlijk had begrepen van Mulisch' korte verhaal. En waarom had ik een negen gekregen voor een proefwerk over een verhaal dat ik me als buitengewoon naargeestig herinnerde?

Het verhaal telt maar zevenentwintig bladzijden en leest als een verslag van een expeditie van een sectie van het 5de bataljon 124 R.I. in Nieuw Guinea. Herinneringen zijn toch echt verradelijk en ik realiseer me dat ik toen niet eens precies wist waar Nieuw-Guinea lag en dat de Europese School niet voorzag in kennis over de Nederlandse kolonieën.  Terwijl ik het herlees, hoop ik op momenten van herkenning. Maar behalve het hoogtepunt van het verhaal als sergeant Massuro geheel versteend en enorm in gewicht toegenomen door een stoel zakt herinner ik me niets. Het liep slecht met de sergeant af maar dat hij sterft aan zijn verstening was me niet bijgebleven.  

Bij het herlezen probeer ik me voor te stellen wat de criteria zijn geweest waarmee onze leraar Nederlands begin jaren zeventig kan hebben besloten om juist dit verhaal aan zijn puberklas voor te schotelen.  En zou ik het zelf gekozen hebben voor een klas vijftienjarigen of zou ik het adviseren aan anderstaligen die kennis willen maken met de Nederlandse letteren? 

Het is een mannenverhaal, de personages zijn mannetjesputters. De enige vrouw die een rol speelt in het verhaal is een jonge Papua vrouw.  In een bladzijde beschrijft Mulisch hoe soldaat Steiger ter veranwoording wordt geroepen nadat hij een meisje heeft verkracht dat onder een vrachtwagen lag te luisteren naar de muziek van radio Sydney die de soldaten hadden aangezet.  De jonge vrouw bijt haar verkrachter diep in zijn hand.

De ik-persoon van het verhaal heeft iets dergelijks meegemaakt.  Ook hij is ooit in zijn hand gebeten en kijkt met enige berusting terug op die gebeurtenis want als hij op een later tijdstip terugkomt in de kraal waar die verkrachting plaatsvond en het meisje niet meer terugvindt, schrijft hij in zijn rapportage als verklaring voor haar verdwijning: "Ze hadden haar geslacht en opgevreten'. 

Kannibalisme versus verkrachting, echt lekkere thema's  voor opgroeiende schooljeugd van The  make love not war generatie van de jaren zeventig. Snap best waarom we toen zo waren.

De verveling is toegeslagen daar in Nieuw-Guinea onder de dientsplichtigen en dan wordt de tijd gedood met het spelletje 'landjepik'. Een spel waarbij de mannen hun mes naar de voeten van de tegenstaander gooien om de postzegel grond waar elke deelnemers aan het spel op staat van elkaar proberen weg te kapen. 

En het gaat over de zogenaamde afwezigheid van de angst.

"De angst is tot alles in staat. Zij is een tovenaar als Apollonios van Thyana, een profeet als Jesaja, een politieke massamoordenaar en een groter minaar dan Don Juan. Maar wat er met Massuro gebeurd is, kan niets met angst te maken gehad hebben. (...) en het enige wat met een hoop gedoe (en okkulte) wil voor een reden door kon gaan, was de angst. Massuro wist helemaal niet wat angst was. 

Nee dus, als docent zou ik dit verhaal nooit gekozen hebben voor scholieren en ook nu zou ik het niet  kiezen als lectuur voor volwassen anderstaligen. Wat ik er terugkijkend wel interessant aan vind,  is tussen de regels te lezen hoe Harry Mulisch hier de geestdodendheid van de dienstplicht in een surrealistisch jasje steekt.  En dat zal onze leraar Nederlands eraan hebben aangesproken. Hij las Vrij Nederlands en was links en ten opzichte van onze ouders  anti-esteblishment en er werd verteld dat hij een Provo was geweest.  

Boeken herlezen doe ik maar zelden.  Hermans, Reve, Mulisch stonden natuurlijk als verplichte literatur op de leeslijst op de middelbare school. Maar tot nu toe heb ik De donkere kamer van Damocles niet herlezen, het Stenen Bruidsbed niet en ook De Avonden niet. Uit elk van die boeken herinner ik me flarden.  Las ze zonder tegenzin maar begreep ze maar half. Het ging over een wereld die heel weg leek. We lazen oppervlakkig, het ging erom dat we de gebeurtenissen uit de verhalen oppikten en eventueel interpreteerden.  Ondertussen streden ook  de leraren Frans en Duits om aandacht en gaven ons werk van Camus, Zola, Sartre, Durematt, Max Frisch, Fontane  te lezen.  Na de middelbare school volgde de studie Italiaanse Taal- en Letterkunde en koos ik vol overtuiging voor Letterkunde.  Vaak heb ik mensen om me heen horen zeggen dat Letterkunde (een Geesteswetenschap) geen echte studie is. En misschien zit daar ook wel at in, het is eerder een roeping. 

Al een paar jaar spookt er een beeld door mijn herinnering van een langzaam verstenende soldaat.  Het beeld komt uit een kort verhaal van Harry Mulish. Op de middelbare school kregen we het te lezen voor een proefwerk. Het beeld van die soldaat die steeds verder verstijft in een tent ergens in de binnenlanden van Suriname kwam steeds vaker op naar mate  mijn eigen stijfheid de laatste maanden toeneemt als ik 's morgens vroeg de trap afkom. Dat zijn de vreemde gedachtenkronkels voordat de alledaagse werkzaamheden zich weer aandienen.

Wat was dat ook alweer met die soldaat, vroeg ik me steeds vaker af. Hoe het verhaal heette wist ook niet precies meer. Iets met Sergeant Maduro in de titel. Dankzij internet vond ik het terug en een paar weken geleden heb ik de bundel laten opsturen door de Slegte. De titel is: Wat gebeurde er met sergeant Massuro, een Dar pocket van de Bezige Bij uit 1972. Harry Mulish schreef het verhaal 1957, hij was toen dertig.

Terugblikkend ben ik  nieuwsgierig geworden naar wat ik nou eigenlijk had begrepen van Mulisch' korte verhaal. En waarom had ik een negen gekregen voor een proefwerk over een verhaal dat ik me als buitengewoon naargeestig herinnerde?

De 27 bladzijden zijn een verslag van een expeditie van een sectie van het 5de bataljon 124 R.I. in Nieuw Guinea. Herinneringen zij toch echt verradelijk en ik realiseer me dat ik toen ook niet precies wist waar Nieuw-Guinea en Suriname lagen en dat de Europese School niet voorzag in kennis  over de Nederlandse kolonies.   Terwijl ik het herlees hoop ik op momenten van herkenning. Maar behalve het hoogtepunt van het verhaal als sergeant Massuro geheel versteend en enorm in gewicht toegenomen door een stoel zakt herinner ik me niets. Het liep slecht met hem af maar dat Massuro sterft aan zijn verstening was me gedurende die 40 jaar niet bijgebleven.  Bij het herlezen probeerde ik me ook voor te stellen wat de criteria zijn geweest waarmee onze leraar Nederlands begin jaren zeventig kan hebben besloten om juist dit verhaal aan zijn puberklas voor te schotelen.  En zou ik het zelf gekozen hebben voor middelbare scholieren of zou ik het adviseren aan anderstaligen die kennis willen maken met de Nederlandse letteren? 

Het is een mannenverhaal, het zijn allemaal mannetjesputters. De enige vrouw die een rol speelt in het verhaal is een jonge Papua vrouw.  In een bladzijde beschrijft Mulisch hoe soldaat Steiger ter veranwoording wordt geroepen nadat hij een meisje heeft verkracht dat onder een vrachtwagen lag te luisteren naar de muziek van radio Sydney die de soldaten hadden aangezet.  De jonge vrouw bijt haar verkrachter diep in zijn hand die hij probeerde op haar mond te leggen. 

De ik-persoon van het verhaal heeft iets dergelijks meegemaakt.  Ook hij is ooit in zijn hand gebeten en kijkt met enige berusting terug op die gebeurtenis want als hij op een later tijdstip terugkomt in de kraal waar die verkrachting plaatsvond en het meisje niet meer terugvindt, schrijft hij in zijn rapportage als verklaring voor haar verdwijning: "Ze hadden haar geslacht en opgevreten'. 

Kannibalisme versus verkrachting, echt lekkere thema's  voor opgroeiende schooljeugd vanThe  Make love not war generatie van de jaren zeventig. Je zou er toch soft van worden.

De verveling is toegeslagen daar in Nieuw-Guinea onder de dientsplichtigen en dan wordt de tijd gedood met het spelletje 'landjepik'. Een spel waarbij de mannen hun mes naar de voeten van de tegenstaander gooien om de postzegel grond waar elke speler op staat van elkaar weg te kapen. 

En het gaat over de afwezigheid van de angst.

"De angst is tot alles in staat. Zij is een tovenaar als Apollonios van Thyana, een profeet als Jesaja, een politieke massamoordenaar en een groter minaar dan Don Juan. Maar wat er met Massuro gebeurd is, kan niets met angst te maken gehad hebben. (...) en het enige wat met een hoop gedoe (en okkulte) wil voor een reden door kon gaan, was de angst. Massuro wist helemaal niet wat angst was. 

Nee dus, als docent zou ik dit verhaal nooit gekozen hebben voor scholieren en ook nu zou ik het niet  kiezen als lectuur voor volwassen anderstaligen. Wat ik er terugkijkend wel interessant aan vind is om tussen de regels  te lezen hoe Harry Mulisch hier de geestdodendheid van de dienstplicht in een surrealistisch jasje steekt.  En dat zal onze leraar Nederlands eraan hebben aangesproken. Hij las Vrij Nederlands en was links en ten opzichte van onze ouders  anti-esteblishment en er werd verteld dat hij een  Provo was geweest.  

12. nov, 2016
0

'Rite de passage'. Franse woorden klinken verheven  maar daar gaat het me hier ook om. Je weet niet precies wat je overkomt maar eeuwen later terugkijkend was het zo.  Eerst wat etymologie.

Het Franse Rite komt uit het Latijn:  ritus en dankzij de verspreiding van de katholieke kerk in alle Europese talen terecht gekomen. Rite is in  een  rechtstreekse vertaling tot ons gekomen in het Nederlandse riteritueel en in het Italiaans  rito. Het is letterlijk van generatie op generatie doorgegeven in steeds dezelfde betekenis.

Passage komt van het werkwoord passer. Het Franse woordenboek zegt dat het uit het Vulgair Latijn Passare komt, doorgaan, doorgang.  Het Italiaanse etymologische woordenboek meldt dat  Passare van het Latijn Pandere komt dat openen betekent zoals in Pandere agros in de  agrarische betekenis van de grond openen, een ploegsnede maken. Dat Passage via doorgang teruggaat naar het Openen van de aarde en het trekken van voren is aards. Dus het aardse komt in Rite de passage samen met het verhevene, het spirituele.

De eerste associatie bij Rite de Passage die ik vanochtend had was een heel andere.  Un rite (pour qui n'est) pas sage. Een ritueel voor wie niet braaf is. Zo werkt de geest op de grens tussen slapen en waken en zodra ik wakker was,  kwam  het inzicht dat de tweede lettergreep  van Passage vast niets te maken heeft met sagesse.  

Waar ik aan refereer is de literaire Rite de Passage die plaatsvond toen ik een jaar of 13 was. Tot dat moment had ik onschuldige kinderboeken gelezen veel Astrid Lindgren en dus was Pippi Langkous was mijn rolmodel.  De eerste jaren van de middelbare school hadden we geen schoolbibliotheek op de Europese School in Varese.  Die was in oprichting en op mijn 13de had ik nog geen  Thea Beckman of Ann Rutgers van der Loef gelezen. Terlouws  Koning van Katoren las ik pas rond mijn vijftiende, liggend in de kooi van de veerboot tussen Genua en Sardinië.  We hadden geen patrijspoort, de boot schommelde en ik werd lichtelijk misselijk van het gelees en de geur van zware stookolie. 

In de derde (13 jaar) met nog een been in het tijdperk Pippi gaf onze leraar Nederlands Cees van Veenendaal ons opdracht om de grote drie van de Nederlandse literatuur te lezen.  In 1974 werden Hermans, Reve en Mulish  vast nog niet zo betiteld want Mulish moest De Aanslag en De Ontdekking van de Hemel nog schrijven. Van de leeslijst Nederlands herinner ik me de Donkere Kamer van Damocles van W.F. Hermans en de Avonden van Gerard Reve. Literatuur met een grote L maar wat een zware kost voor kinderen van 13.  En ik herinner met dat proefwerk  over Mulish'  korte verhaal Wat gebeurde er met sergeant Massuro?  

Naderhand heb ik die boeken nooit herlezen. Wat ze achterlieten was een somber beeld, de beklemmende sfeer, de terugblik naar een oorlog of dat wat de oorlog had achtergelaten.  De oorlog die mijn ouders als kind hadden meegemaakt. 

Nieuwe reacties

29.05 | 09:12

De complete CD Upstream of Hauschka and Rob Petit can be find on Spotify

26.07 | 14:31

fugimundi Over the Rainbow by Eric Vloeimans https://www.you...

04.10 | 20:21

Bellissima.....! Een pareltje dat ik vanavond ontdekte langs een progra...

08.08 | 23:34

in the rosy time of year, when the grass was down… making hay in th...