Stilte

Richard Mortensen 1935 (Aros, Aarhus Kunstmuseum). tegen de rand centraal rechts staan een paar regels uit een gedicht van de Franse dichter Paul Eluard. 'Ce terrain donne sur la mer, la mer sur le ciel, le ciel sur la moi. Que vois-je',

La poésie est contagieuse

La Poésie est contagieuse.

Nicaise, Gribouille et Jacques Bonhomme, bien sûr, sont de poètes!  
Gongora, Edgar Poe, Mallarmé, bien sûr, sont de  poètes! 

Mais le drame où est-il? sinon chez les poètes qui disent 'nous', chez ceux qui luttent, qui se mêlent à leurs semblables, même et sourtout s' ils sont amoureux, courageux. 

La poésie est un combat. 

Les véritables poètes n'ont jamais cru que la poésie leur appartint a propre. Sur les lèvres des hommes, la parole n'a jamais tari; les mots, les chants, les cris se succèdent sant fin, se croisent, se heurtent, se confondent. 

L'impulsion de le fonction langage a été portée jusqu'à l'exagération,  jusqu'à l'exubérance jusqu'à l'incohérence. 

Les mots disent le monde et les mots disent l'homme, ce que l'homme voit et ressent, ce qui existe, ce qui a existé, l'antiquité du temps et le passé et le futur de l'âge et du moment, la volonté, l'involontaire, la crainte et le désir de ce qui 'existe pas, de ce qui va exister. 

Les mots détruisent, le mots prédisent enchaînés ou sans suite, rien ne sert de la nier. Ils participent tous à l'élaboration de la vérité. Les objets, les faits, les idées qu'ils décrivent peuvent s'éteindre faute de vigueur, on est sûr qu'ils seront aussitôt remplacés par d'autres qu'ils auront accidentellement suscités et qui eux, accompliront leur entière évolution. 

Il nous faut peu de mots pour exprimer l'essentiel, il nous faut, tous les mots pour le rendre réel. Contradictions, difficultés contribuent à la marche de notre univers. Les hommes ont dévoré un dictionnaire et ce qu'ils nomment existe. L'innominable, la fin de tout ne commence qu'aux frontières de la mort impensable.

uit: Paul Eluard, Poètes  d'aujourd'hui, par Louis Parrot et Jean Marcenac. éditions Seghers, Paris 1964

Portret van Paul Eluard door Salvador Dalí, 1929, Fundació Gala-Salvador Dalí, Figueres.

Ce terrain donne sur la mer

Aros Museum


Arhus 

Aros Museum 

De kelder

We ontmoeten elkaar in een ruimte bij een installatie 

Verlegenheid slaat toe 

Blijf naar je zoeken 

We vinden elkaar  steeds vaker

een zoen ter bezegeling


Mortensens schilderij 

geïnspireerd op Paul Eluards regels: 


‘Ce terrain donne sur la mer

La mer sur le ciel

Le ciel sur moi

Que vois-je?


Twee  dagen later 

F. en ik zwaaien jullie uit

Aan de lage wal is het lastig wegkomen 

Even later vanaf de heuvel 

stipjes in een grote zee

oten dopjes met riempjes

steken de golvende Odenser fjord over 

Wind waait vlagerig hard 

En wij staan hogerop in een 

weelderig weiland, kijken jullie na.

Land zee lucht vallen samen tot 

Een Grootse verband -imposante schoonheid 

En jullie roeien en hozen je door die zee heen

en wij? 

turen naar de stipjes en wachten

...

wachten af

...

Wachten op.


Van wij, naar jij

Van ons naar zij

Van blij naar vrij


O sole mio!

Rijnzicht heeft er gestaan op de oostgevel die  door de vorige eigenaar ijverig is weggewerkt achter een keurig gevoegde laag leisteen.  

Ortscommandatur zeggen ze dat er gestaan heeft op de zuidgevel die zichtbaar moet zijn geweest vanaf de Nederrijn.  Omdat de eigenaar die metselaar was het er na de oorlog niet vanaf kon krijgen,  zou hij er  in de jaren vijftig nog een gevel tegenaan hebben gezet. Het huis had maar een halfsteens muur dus de extra gevelmuur voorzag het huis ook direct van een spouw. 

Oh sole mio!  moet het gaan heten. Dat viel me in op de eerste dag dat ik achter het raam zat met uitzicht op het weiland, de uiterwaarden en daarachter de Rijn overweldigd door zeeën van licht. Ik had gedacht dat ik kon werken achter mijn beeldscherm achter dat raam dat zicht geeft op zoveel ruimte.  De zon belicht het allemaal prachtig en van werken achter de laptop kwam niets meer. 


Op de fiets samen met hond Fret begin ik onze nieuwe habitat te ontdekken.  Hij weet onder welke balkons oud brood voor de meeuwen wordt gegooid dat hij nog net op tijd weet weg te snaaien en waar in het weiland het karkas van een dode vogel ligt dat nog best wel een beetje verder kan verbrijzelen en opvreten.   


Zelf begin ik me ook al redelijk te oriënteren zowel in de ruimte als in de tijd. 


Voordat ik hier kwam wonen was Rhenen vooral het enigszins saaie stadje waar ik in een paar minuten doorheen reed op weg naar Wageningen. Maar wel het stadje met een fantastiche Cuneratoren die mij elke keer weer verbaasde. Hoe komt het dat het oude centrum zo klein is rondom die hoge toren en enorme kerk? 


Fietsend naar het oosten over het fietspad dat onderlangs de Grebbeberg ligt en waar ooit de electrische tram tussen Zeist en Arnhem  heeft gelopen, ontmoeten we jonge Gallowayrunderen. Daar daalt  langs een stijle trap een jonge Gallowaystier doodgemoedereerd af, hij komt aangewaggeld en beneden gekomen zet hij het wel vijf minuten lang op een loeien.  Het klinkt als brullen om hulp.   Aan de andere kant van de Grift (want ik stel me voor dat de kudde daar ergens in de Blauwe Kamers graast)  blijft het stil. ‘Waar is mijn kudde, ik ben er klaar voor?’  stel ik me zo voor.  Later zie ik de Galloway koeien verderop grazen met piepjong kalfjes aan hun zijde.  Het zal wel niet de juiste tijd zijn om het stiertje aan de kudde toe te voegen.  Of misschien zijn ze hem echt wel vergeten.  Het kan ook zijn dat hij zijn kudde gewoon kwijt is geraakt nadat het hoge water van de Rijn die iets verder stroomt weer was gezakt en de kudde weer kon neerdalen naar de inmiddels drooggevallen Blauwe Kamer. 


Als je  je de Grebbeberg per roeiboot benadert komend vanuit Wageningen dan zie je de seizoenen voorbij trekken. Er is zoveel te zien, maar op het water kun je niet stil zitten en genieten, de roeiboot moet voort. Dat de Grebbeberg van oudsher de aandacht trekt vond ik  beschreven in H.M. Doughty’s Friesland Meres and through the Netherlands the voyage of a family in a Norfolk Wherry hoofdstuk XI Sailing down the Rhine uit 1890 . De beschrijving van de noordelijke oever dateert uit de tijd dat mijn huis daar gebouwd werd. 


p.229 - 230 

past the ferry and the neat ferry inn called Leskensveer; and then the town of Wageningen a little way inland, and its handsome tower and spire; then higher land still on the right bank, the famous Heimenberg (nu Grebbeberg), under which a road runs along the river; great trees grow by the roadside; the cliffs are clothed with dense oak scrub, and on the summits, elms and oaks an beeches, the last tinged with their autumnal red and gold. 

Another monster of a railway bridge to be shot under as before, and then, we heard music of chimes, and came in sight of Rhenen and its graceful tower. I shall not transcribe the description in my notes, for it is utterly; what I well remember is, a beautiful  church tower, perfect in form and colour, and unsurpassed by any we saw in the Netherlands. The church itself has fine windows, and is cruciform, with several chapels built oud from it. The place is worth visiting. Dutch church interiors often disappoint one, but even the outside of this would repay close inspection; and a town, once the asylum of a king, is likely to have points of interest. A king too, Englishmen knew something of, Frederick of Bohemia, the ‘Winter King’ son-in-law of James the First, father of Prince Rupert, and a direct ancestor of our present sovereig. But we dared nog waste the freshening breeze: and sailed on, past a village, Elst, and as the sun set, ran into an eddy, under the lee of a breakwater. There in a snug harbour we moored her for the night, about two miles by our maps, above a town with the odd name of Wijk bij Duurstede. 


Terug naar het fietspad waar een tiental jaar na Doughty’s boottocht het tracé van de tram overheen liep. Die tram is er niet meer.  Maar ook de spoorbrug over de Rijn is weg.  Gebombardeerd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog.  De huidige autobrug is na de oorlog gebouwd. Ik fiets onderlangs de Greb naar het zuidoosten door en steek de N225 over.  Rij langs daar waar ooit de hofstede te Laar moet zijn geweest en sla na een km de Levendaalseweg in naar links.  Die gaat weer berg op het heet daar dan ook Laarsenberg.  Hier fietsen voelt zo vertrouwt met  die heuvels, alsof ik thuis ben.  Het water komt uit Zwitserland, het zand van de Grebbeberg zijn de uitlopers van de Noorse morenen.  

Hier mag Fret gelukkig loslopen. Door het bos heen kronkelt het verder omhoog en de eerste twee keer dat we hier zijn, is het er doodstil.  Achter de bomen aan de linkerkant ligt het militair Ereveld Grebbeberg.  Iets westelijker ligt tussen de bomen het zogenaamde Berenbos dat de achterkant vormt  van Ouwehands dierenpark. 

Soms gaan we even kijken of de beren zich al laten zien.  En ja hoor in de maartse zon liggen een paar beren te luieren en schrijdt een wolf langs. Vanachter zijn dubbele hek  lijkt hij Fret niet te willen zien, terwijl hij met gespitste oren de verre neef voorbij ziet komen en ook doet alsof hij hem maar beter niet gezien kan hebben. 

Op de derde dag dat we dit fietspad nemen word ik me bewust dat het niet stil meer is.  Hoe komt dat? Het is zaterdag en er klink heel luid kindergeschreeuw.   Het zal de speeltuin van Ouwehands wel zijn die op zaterdag druk bezocht wordt.  Ik verbaas me over het lawaai omdat het de dieren vast nog veel scheller in de oren zal klinken dan ik het hoor. In een vlaag van oplossingsgezindheid en educatieve dadendrang, bedenk ik dat het goed zou zijn om kinderen te leren om niet te schreeuwen in de buurt van dieren.  Het lijkt me dat kinderen best kunnen leren dat er omstandigheden zijn waarin stilte geboden is, in dit geval vanwege de dieren in het dierenpark.  Ik schat in dat we  zo’n 500 mt verwijderd zijn van de herrie. Hoe verder we de heuvel op rijden hoe dichter het geschreeuw lijkt te komen.  Inmiddels realiseer ik me dat het niet uit de speeltuin van het dierentuin komt maar afkomstig is van de sportvelden ernaast. Het zijn de voetballertjes die daar trainen en spelen.  De velden liggen tussen de stad en de dierentuin ingeklemd. Wat een gekrijs. Ik fiets in gedachte verzonken door de wijk en denk terug aan de stilte rondom het ereveld en waarom het goed is dat het daar stil is. Het mislukte Grebbeoffensief, het bombardement van Rhenen op 10 mei 1940 een dag of twee later gevolgd door het bombardement van Rotterdam, 5 jaar oorlog die erop volgden.  Hoe leer je jonge mensen stilte te waarderen? Thuis gekomen achter de computer lees ik meer over de ringwalburcht die op de Heimenberg onder het maaiveld verscholen gaat en over de Rhenense archeologische vondsten die in het Leidse Museum van Oudheden liggen. Mijn nieuwe woonomgeving prikkelt de fantasie zoals vroeger als kind op de Italiaanse lagere school waar de Romeinen zo dichtbij leken.  Onze school lag langs de via Emilia vlakbij Casteggio (ooit een castrum romanum)  En hier lopen de Limes aan de overkant van de Nederrijn. 


Wasserklavier (Luciano Berio)

Een muzikale stilte lijkt een paradox. Terwijl ik zocht naar Luciano Berio's bewerking van Mozarts Ein Mädchen ein Weibchen uit Die Zauberflöte waarvan ik vanmiddag een stukje op de Radio4 had gehoord,  stuitte ik op Berio's Wasserklavier hier gespeeld door David Kadouch. 
Wasserklavier maakt deel uit van de zes Encores, zes korte stukken die teruggrijpen op natuurverschijnselen: Luftklavier, Feurklavier, Wasserklavier en … 
Bij het horen van het Wasserklavier vraag ik me af of ik ten tijde van de pianolessen die ik kreeg als kind en als puber gemotiveerder was geweest om te studeren als ik in plaats van de eindeloze études het Wasserklavier voorgespeeld had gekregen. 

Over de Encores. De Zes Encores zijn korte stukken, geschreven tussen 1965 en 1990 en bijeen gebracht met deze titel alsof de componist de korte vorm heeft willen onderstrepen. 
De eerste vier zijn gewijd aan de vier elementen: vuur, lucht, water, aarde. Wasserklavier heeft Berio in 1965 gecomponeerd en onderzoekt de symbolische aspecten en de associaties die verbonden zijn met water, vooral in relatie tot de onder de oppervlakte aanwezige lagen van het geheugen. Vandaar het gebruik van harmonische lijnen afkomstig uit de Improptu op 142.nr1 van Schubert en het Intermezzo op. 117 n2. van Brahms. 

Guido Morselli een donkere schrijver

In 1984-85 schreef ik een afstudeerscriptie over de auteur Guido Morselli (1912 - 1973). Morselli had in de jaren zestig  tevergeefs verschillende romans aangeboden aan uitgevers die echter niet genoeg in zijn werk zagen om over te gaan tot publicatie.  Hij werd een zogenaamd cas littéraire toen zijn boeken na zijn zelfmoord achter elkaar een succes bleken te zijn.  Hoewel ik niets begreep  van een dergelijke daad moest ik voor mijn onderzoek wel op zoek naar aanwijzingen in zijn werk.  Humor was er in zijn boeken maar weinig te vinden.  Hij schreef eigenlijk een soort science-fiction / historische boeken waarbij de geschiedenis net een andere loop heeft genomen dan in werkelijkheid.  Romans gebaseerd op de werkelijkheid maar dan wel in een soort parallelle surrealistische werkelijkheid.  Zijn vrolijkste boek is Divertimento 1889 (1975) over de Italiaanse koning die op vakantie gaat in de  Zwitserse Alpen en wiens tijdverdrijf het is om op jacht te gaan op herten.  In Contropassato Prossimo (1975) ofwel 'Tegen de voltooid tegenwoordigetijd'  beschrijft hij de nadagen en de nasleep van de eerste Wereldoorlog. Wat me bij is gebleven zijn de passages over Keizer Wilhelm II die de wijk neemt naar Nederland en eerst terecht komt in Amerongen en later neerstrijkt in kasteel Doorn met medeneming van 20 wagons aan huisraad. Toen ik het voor het eerst las in 1985 kende ik Doorn alleen maar als de plaats waar mijn grootmoeder in een bejaardenhuis woonde. Geen idee dat daar een keizer had geleefd.  
Er zijn in zijn boeken geen rechtstreekse aanwijzingen te vinden  over personages die rondlopen met suïcidale gedachtes. Er is wel een personage die een Browning  bezit een zelfde pistool als de schrijver ook heeft en waarmee hij zich zelf ombrengt. 
Morselli  hield van de stilte en leefde teruggetrokken in zijn zomerhuis midden in het bos met uitzicht over het meer van Varese.  
Dissipatio H.G. (1977) waar H.G. staat voor Dissipatio Humanis Generis is het boek waarin eenzaamheid onomkeerbaar is. 
 
Op een morgen wordt de ik-persoon Walter wakker en ontdekt dat er geen mens meer is. Hij dwaalt door een verlaten Zwitsers landschap in een soort verwonderde  eenzaamheid en eindigt op vliegveld Kloten in Zurich. Nergens is een levende ziel te bekennen, iedereen is op mysterieuze manier verdwenen. Een claustrofobisch boek.  

Eigenlijk had ik de schrijver niet gekozen vanwege de thematiek van zijn boeken maar omdat hij geleefd heeft in de zelfde woonplaats als waar ik zelf had gewoond  en het onderzoek naar de manuscripten daarom makkelijker zou zijn.  En omdat hij pas een jaar of tien dood was en zijn boeken allemaal postuum gepubliceerd werden,  was nog maar heel weinig over hem geschreven wat mijn onderzoek ten goede zou komen.  Maar ik was vooral getriggered  omdat hij in een van zijn boeken de achternaam had gebruikt van een van de leraren Nederlands die op de Europese school in Varese had lesgegeven.  Het fictieve personage In Roma senza Papa (1974) was een prelaat dus er leek geen  autobiografische overeenkomst. Toen ik echter  ontdekte dat de leraar  Nederlands  en zijn gezin in het voormalige ouderlijk huis van de schrijver hadden gewoond en het huis dus huurden  van Morselli toen voelde ik me een soort detective.   De  keus van die naam vanHeusden was minder toevallig dan gedacht.   En fictie en werkelijkheid bleken meer verweven dan we op school tijdens de Nederlandse les (van een andere leraar overigens)  hadden geleerd. Onderdeel van mijn nieuwsgierigheid  was ook waarom de redacteuren het talent van de schrijver niet hadden ontdekt toen hij nog in leven was. Nu ik wat belezener ben,  vind ik Morselli's  boeken eigenlijk minder interessant vanwege de zware sombere stemming die eromheen hangt.  Hij schrijft goed, zijn feitenkennis is enorm maar de psychologische en melancholieke en zelfs naargeestige wereld daar had ik niets mee. 
En nu realiseer ik me  dat zijn zelfdoding uiteindelijk toch is ingezet door de uitgever die de manuscripten in handen had als een macaber marketinginstrument.  Wat de critici ook veelvuldig in hun analyses roemden was het feit dat hij een niet Italiaanse schrijver zou zijn maar vooral een Mitteleuropeese schrijver was en daarbij werd dan in een adem  Musil genoemd als de grote inspirator  omdat Morselli in zijn bibliotheek een door hem persoonlijk geannoteerd exemplaar van De Man zonder Eigenschappen van Musil had staan.  En natuurlijk wil de uitgever ook graag laten weten dat hij postuum de Italiaanse Musil heeft ontdekt, maar als de schrijver er niet meer is dan is dat een redelijk makkelijk label.  
Morselli's boeken hebben zonder uitzondering sombere thema's zoals een bijna incest  en het onbegrip van het individu ten opzichte van de mensheid. En het zijn psychologische drama's die in een duidelijk omschreven historisch kader zijn geplaatst. 
In de aanloop naar de keuze voor het scriptieonderzoek heb ik ook een bijvak Kinder- en Jeugdliteratuur gevolgd in Leiden.  Dat was toen een nieuwe afstudeerrichting met een stevige Pedagogische component. Hierin had ik mijn grote liefde voor tegendraadse personages als  Pippi Langkous veel beter kwijt gekund.  Maar Italië had in de letteren nog geen Astrid Lindgren of Annie M.G. Schmidt. Als ik nu een onderwerp voor een onderzoek zou kiezen dan toch over Kinder- en Jeugdliteratuur. 

Sprekende stilte

Sprekende Stilte

Kom toch, rust dan
eet de oren van dit hoofd
vol poëzie, behoedzaam
kauwen voor het evenwicht
hele schelpen, halve lellen,
verder nog tot in de punten
waar de taal zichzelf
uitbraakt in uilenballen.

Zullen we samen skeletten
ontleden van elke muizenis
of de seizoenen en wind 
het werk alleen laten doen?
Mag ook, hoor maar. Ik ben
de logge stilte, je brandstof,
ik loop hier een op een.

Ernie Kuijer
uit: Tijd is niks. Plaats bestaat 
Fietsen langs gedichte op de Zuidwestelijke Veluwe 

Il faro del Plemmirio

Zuid-Oost kust van Sicilië vlakbij Syracuse. Met mij rug naar de Etna gekeerd. Langs de rand van Zuid Europa, waar de Griekse goden ooit kind aan huis waren, waar Odysseus aan land ging, waar Pythagoras leefde, het eiland dat de Grieken koloniseerden later door de Romeinen, waar de Arabieren plunderden en zich vestigden,  waar de Noormannen hebben huisgehouden en wat door allen werd beschouwd als het paradijs op aarde omdat de grond er vruchtbaar was en alles groeide en bloeide. De godin Demeter godin van de landbouw werd er geerd. 

Il est mort sans voir le printemps

D'ou viens la mélancholie? Cette petite chanson de Georges Braessens qui j'ai entendue que j'étais toutes petite et que je chantais  quand j'ai eu ma premiere guitare á 14 ans. 

Le Petit Cheval

Le petit cheval dans le mauvais temps
Qu'il avait donc du courage
C'était un petit cheval blanc
Tous derriere  et lui devant 

Il n'y avait jamais de beau temps
Dans ce pauvre paysage
Il n'y avait jamais de printemps
Ni derrière ni devant.

Mais toujours il était content
Menant les gars du village
A travers la pluie noire des champs
Tous derrière et lui devant.

Sa voiture allait poursuivant
Sa belle petite queue sauvage
C'est alors qu'il était content
Tous derrière et lui devant.

Mais un jour, dans le mauvais temps
Un jour qu'il était si sage
Il est mort par un eclair blanc
Tous derrière et lui devant

Il est  mort sans voir le beau temps
Qu'il avait donc du courage
Il est mort sans voir le printemps
Ni derrière ni devant.

Zonnig jaarverslag van een onvrijwillige sabbatical

Inca Garcilaso de la Vega and the temple of Titicaca.  (uitspraak Titigaga)

In 1983 kocht ik het Commentaires Royaux sur le Pérou des Incas van Inca Garcilaso de la Vega uitgegeven door Librairie François Maspero/La Découverte, Paris 1982. Deze geschiedenis van de Inca’s, schreef Garcilaso in het Spaans en werd in 1609 in Lissabon gepubliceerd en ruim honderd jaar later (1723) pas in Spanje. 

Voorin heb ik geschreven: ‘04-03-1983… zomaar omdat het verleden spannend is.’ 

Aanleiding om het te kopen was waarschijnlijk de tekst op de achterflap en de verantwoording van de uitgever die uitlegt waarom 400 jaar later Les Commetaires Royaux is vertaald in het Frans.  

Nu lees ik dat verantwoording en de vertaling een coproductie is geweest met Unesco:


La série Memoires américaines a l’ambition d’offrir au lecteur français un ensemble de documents relatifs a l’Amérique des origines, peu connus, oubliés ou introuvables. 

Les textes de la série sont issus, soit de la tradition orale ou hiéroglyphiques des indigènes américains, soit de la plume des derniers descendants lettrées de familles indiennes, soit de métis accultures, soit encore de religieux européens qui ont essaye de comprendre l’autre humanité qui avait vécu, jusqu’au XVe siècle, en dehors du monde connu. Le fait est que jusqu’á présent la parole a été refusée a ces témoins privilégies,  á  de rares exceptions près. On ne les lit plus, on ne les édite plus, ou de moins la lecture de leurs œuvres est-elle limitée a un cercle étroit d’érudits. 

Au-delà de l’exotisme, du folklore et du paternalisme scientiste ou chrétien, il semble essentiel d’écouter leurs voix étouffés par des siècles de brouillage européocentriques : L’Europe n’est plus au milieu du monde. Il ne s’agit pas ici de faire renaitre une vérité archéologique des  « âmes mortes », mais de relire avec respect les annales oubliées de peuples aujourd’hui sans frontières et sans États toujours présents cependant dans la mémoire collective de l’humanité. 


Commentaires royaux sur le Pérou des Incas  van Inca Garcilaso de Vega (1539 – 1615) is op het nachtkastje blijven liggen en ik kan me niet herinneren het te hebben gelezen. De strakke vorm en het vergeelde papier bevestigen dat. Het  leven gaat door en een boek blijft dertig jaar ongelezen.  

En zo kwam Commentaires  royaux  na een opruimbeurt in de boekenkast en verhuisde het van de ene naar de andere.  Op de tijdlijn van ongelezen boeken  was het één van de eerste.

Want het paste niet in het verplichte repertoire ten behoeve van de studie Italiaanse Taal- en Letterkunde zoals Dantes Goddelijke Comedie, Petrarca’s sonetten voor Laura, Boccaccio’s Decamerone, Torquato Tasso’s Gerusalemme Liberata, Ariosto’s Razende Roeland. De klassiekers wiens geschriften doordesemd zijn van christelijke moraal, waren verplichte kost. Spannender  dan de klassiekers vond ik  vakken als Taalgeografie en Semantiek van het Italiaans, en de bijvakken Portugees, Kunstgeschiedenis en Kinder- en Jeugdliteratuur.   

Commentaires kocht ik uit een combinatie van belangstelling voor geschiedenis en nieuwsgierigheid naar verre beschavingen. Nu ik het dan eindelijk lees, ontdek ik de taalkundige aandacht die Garcilaso schenkt aan de etymologie van de taal van de Inca’s en aan de uitspraak, en zijn kritiek op de slechte vertaligen die de Spanjaarden maakten van de Inca taal. En die aanleiding waren voor onbegrip tussen de overheersende Spaanse katholieke cultuur en de overheerste Inca cultuur. 

Garcilaso schrijft Commentaires rond 1600 en zijn inspiratiebron was vooral de Commentarii de bello Gallico van Caesar. De schrijver plaatst als zoon van een Spaanse vader die hem een christelijke Spaanse opvoeding geeft en een Inca vrouw van koninklijke bloede, de Incacultuur in een historisch perspectief en beschrijf deze vanuit een belangstelling die we nu etnografisch zouden noemen.


Tijdens de doctoraalfase probeerde ik me de toekomst voor te stellen als Italianist en ik overwoog de kopstudie bedrijfskunde na mijn doctoraal te doen om daarmee m’n mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten. En ik overwoog om over te stappen naar de studie Italiaans in Amsterdam omdat Italiaans daar ‘beter’ stond aangeschreven.   De keuzes schoof ik voor me uit en ik meldde me aan bij het uitzendbureau om zo alvast iets bij te verdienen.  

Eén dag werken in de jaarbeurshallen in Utrecht, in het Self-Service Restaurant dat in mijn beleving het meest op een gaarkeuken leek, was genoeg om richting te geven aan mijn zoektocht naar geschikt werk. De  geur van frituur en het werk in  een gesloten ruimte zonder buitenlicht viel me al na een dag erg tegen.

Italiaanse les geven aan de Volksuniversiteit in Rotterdam in de villa die nu het Natuurhistorisch museum huisvest, bleek een leuker bijbaantje. Mede omdat ik daarbij m’n sterkst ontwikkelde vaardigheid kon gebruiken, namelijk kletsen in het Italiaans. Tevens confronteerde dat me met m’n zwakste kant op taalgebied, namelijk het gebrek aan kennis van de basisgrammatica. 

Aan de VolksUniversiteit R'dam stond ik drie avonden in de week  voor een klas met leerlingen van allerlei pluimage en van alle leeftijden en met eenentwintig jaar was ik zelf bij lange na de jongste.   

Daar realiseerde ik me dat tweetaligheid een voorsprong is die niemand me meer zou afnemen en dat een doctoraal aan de universiteit van Utrecht of Amsterdam voor de taalvaardigheid weinig zou uitmaken.  Behalve als ik een wetenschappelijke carrière ambieerde als Letterkundige, was die keuze totaal niet van belang. 


Leraarschap bleef voor mij als tweetalige met een afgeronde studie de meest voor de hand liggende optie. Maar nog maar kort daarvoor was ik er nog stellig vanuit gegaan dat ik nooit leraar wilde worden omdat  ik vanuit mijn achtergrond van recalcitrante leerling, niet geloofde dat onderwijs geven me voldoening kon geven. Dat het leraarschap ook als een missie kan worden beschouwd ter verheffing van de mensheid, kwam toen niet in me op en het zou ook nog heel lang duren voordat ik die invalshoek begreep.

  

Tijd om Commentaire royaux sur le Pérou des Incas  te lezen, had ik niet. Maar de tijd zou ooit nog wel komen...

Er ging bijna dertig jaar voorbij en in vogelvlucht overziende, ging ik samenwonen in Den Haag, studeerde af in Utrecht,  kreeg ik mijn eerste baan als taaltrainer Italiaans bij Talencentrum Den Haag, trouwde, verhuisde naar Leersum,  kreeg kinderen, stichtte een gezin, scheidde, hield het gezin zo’n beetje bij elkaar, werkte nog steeds als taaltrainer en ging ook Nederlandse les geven en werkte vanaf 2006 als redacteur bij een  educatieve uitgeverij, gespecialiseerd in cursusmateriaal voor Nederlands. 

Waar een oorspronkelijke aversie voor grammatica je al niet kan brengen ...

   

Vanwege het veranderde inburgeringsexamen en de daarmee samenhangende markt voor cursusboeken, werd  ik op 1 januari 2012 werkeloos. Nadat ik de eerste drie maanden de vrijwillige redactieklus had afgerond voor het lustrumboek  van de honderdjarige  watersport vereniging VADA, had ik behalve verplichting tot solliciteren, zeeën van tijd in het vooruitzicht.  

Uiteindelijk is 2012  het jaar van het huisje-tuintje-beestje sabbatical geworden.  En daarbij kon ik redelijk zorgeloos blijven, dankzij de WW-uitkering en het verbrassen van wat stenen van Ophir m'n huis.  De voormalige eigenaar was kapitein op de grote vaart en noemde het Ophir naar een Oudtestamentisch land. 

In de Bijbel is het de regio waaruit koning Salomo goud, edelstenen en sandelhout importeerde. En het Sabbatsjaar is in de Thora het zevende jaar waarin een stuk grond onbebouwd moest blijven.  Kortom je hoeft echt niet diep te graven om op cultureel erfgoed te stuiten.

Een sabbatical thuis is nog niet zo ingeburgerd maar de horizon van de wereld als je achter je bureau blijft zitten, rijkt sinds 1983 zo veel verder, dat het  geheel in overeenstemming met de tijdsgeest zeer de moeite waard is zo’n reis achter de computer te maken. In enkele klikken ben je waar je maar wilt en de foot-print van surfen is zo bescheiden dat de ‘home-garden-pet sabbatical’  zeker in aanmerking komt voor een groen label.  

En reizen door continenten komt vast nog wel in een volgende fase van het leven, over ruim vijftien jaar als er dan nog zoiets bestaat als een pensioensuitkering. Of zou er dan slechts een financiële prikkel bestaan voor deelnemers aan:  De Sterfelijkheidsregeling'   Een regeling  speciaal  voor hen die vrijwillig meedoen aan begeleid afsterven.’ 


Afgelopen  21-12-2012 zou de wereld volgens de Mayakalender zijn vergaan. Althans dat is wat de media hebben gehyped, en in tijden van economische crisis is het niet moeilijk om oude profetieën nieuw leven in te blazen.

We luisteren gebiologeerd naar dit soort ontzagwekkende voorspellingen van oudtestamentische proporties en stiekem boezemen ze misschien wel meer angst in dan de bevroren huizenmarkt en de economische malaise die versterkt wordt door ongeloof in herstel. 

De banken die al hun pijlen hadden gericht op dat deel van de markt dat gedomineerd werd door durfkapitalisten en derivaten, hebben het moeilijk en zijn door de overheid overeind gehouden en trekken zich nu terug in hun schulp. Niemand lijkt nog te weten hoe je het tij keert nadat jarenlang het  marktdenken is gesublimeerd tot het enige echte geloof. Maar de tijd is nu rijp om meer mensen te overtuigen dat constante groei niet zaligmakend kan zijn. Laten we daarom maar weer lekker ouderwets de zon aanbidden en er nu maar meteen de wind en aardwarmte bij nemen en daarmee energie  opwekken. 


Het besef over het naderende einde der tijden bestond 400 jaar geleden ook al bij  de  Inca’s, de buren van de Maya’s, en in de Commentaires royaux,  schrijft Inca Garcilaso heel droogjes, dat de Inca’s en de Mexicanen dezelfde jaartelling hanteren maar het einde van een tijdperk wel  anders berekenen. 

Garcilaso schrijft over de mythologie van de Inca’s en daar kan ik wat mee in deze tijd van overpeinzingen over heden, verleden en toekomst.


Du fameux temple de Titcaca et de ses fables et allégories. 

Parmi les temples les plus fameux qui au Pérou furent dédies au Soleil, et qui en richesses et en ornements d’or et d’argent pouvaient rivaliser avec celui du Cuzco, il y en eut un su l’ile appelée Titicaca, qui signifie montagne de plomb ; le mot est composé de titi, qui veut dire plomb, et de caca, montagne ; il faut prononcer les deux syllabes caca du fond du gosier,  car si on les prononce a la façon des Espagnoles,  le mot signifie oncle maternel. Le lac Titicaca, sur lequel se trouve cette Île, lui a emprunté son nom. Elle est située a un peu plus de deux portées  d’arquebuse de la terre ferme et a un périmètre de cinq á six mille pas.  

C’est lá, selon les Incas, que le Soleil déposa ses deux enfants, un fils et un fille, quand il les envoya sur terre pour instruire en la vie civile ces peuples très barbares. A cette fable ils en ajoutent une autre bien plus ancienne. Ils disent qu’après le déluge on vit les rayons de soleil sur cette ile, et sur ce grand lac plus tôt qu’en tout autre lieu.  (…) 

Le premier Inca Manco Capac, tirant parti de cette ancienne fable, et aidé par son esprit inventif et sagace, voyant que les Indiens la tenaient pour vraie et considéraient le lac et l’ile comme un lieu sacré, imagina de dire que lui et sa femme étaient fils du Soleil, et que leur père les avait envoyés  sur cette ile afin qu’ils  allassent de lá dans tout le pays instruire les peuple ... Les Incas amautas, qui étaient les philosophes et les sages de leur république, réduisaient la première fable a la seconde, la présentaient comme une sorte de pronostic oú prophétie.  


(eind december 2012) Een dag of wat geleden was ik op Spotify op zoek naar sfeervolle muziek voor de naderende kerstdagen. Muziek die me zou helpen om in te dalen in de sfeer van vredig samenzijn en die ik ook nodig had als trigger om dit sociaal jaarverslag te schrijven. De kinderen  waren nog niet thuis en alleen kerstsfeer maken is lastig. 

Vanwege de symboliek van vrede op aarde, vind ik het prima dat we in deze  technologische wereld nog steeds kerst vieren en zeker het familiefeest, het samenzijn is heerlijk.

Eigenlijk zou december uitgeroepen moeten worden tot Vredesmaand en maand van de mensenrechten, een maand waarin alles en iedereen stilstaat bij de bevordering van vrede.  Met de almachtige schepper die geclaimd wordt door een groep gelovigen, heb ik verder weinig op,  maar het is wel heel boeiend om de schoonheid van de menselijke verbeelding te  bewonderen en te onderzoeken.  Het heeft tot zoveel interpretaties van een schepper geleid en tot de verering van heilige plekken,  de zon, de maan, de sterren,  en tot het  bewieroken van heilige dieren en het verafgoden van  wijze mannen. Godinnen en wijze heilige vrouwen zijn een schaars goed, behalve dan Maria die wonderlijk zwanger bleek.  Vereren, aanbidden, als je de synoniemen lijst bekijkt is het een geleidende schaal die net als in het echte leven mensen tegenover elkaar zet als de subtiele interpretatieverschillen over en weer niet worden begrepen. Het subtiele verschil tussen aanbidden en verafgoden daar is menig oorlog mee begonnen en zijn de protestanten mee opgegroeid.  

De wijsheid in pacht hebben dat zou iedereen wel willen en als je eenmaal zover bent dat je je erbij neerlegt dat dat helemaal niet bestaat dan rest een kritische houding. Want dat is tenminste geen verspilde moeite.


Voor de  Inca’s was de zon de vader en de maan de moeder.  

De heidense viering van de terugkeer van het licht, en de opgetuigde kerstboom vind ik mooi en ook de kerstal van vroeger met Drie Koningen, Maria, Jozef en het kind geboetseerd met klei uit de tuin door een van onze toenmalige de au-pairs,  droegen bij  aan een rudimentaire idee van wat de christelijke traditie is.

De essentie is toch samen met je familie zijn, samen wat te eten en te praten en de versieringen moeten er aan herinneren dat het december is en dat het buiten ongezellig weer is, en binnen aangenaam.

Als kind kreeg ik de verhalen uit de kinderbijbel voorgelezen en het feit dat ik die verhalen tijdens het godsdienstuurtje op de katholieke Italiaanse basisschool kon reproduceren,  gaf me het gevoel dat ik als niet gedoopte met als enige heilige referentie Sint Nicolaas ook meedeed. Tijdens het godsdienstuurtje zat ik wel in de klas,  hoewel  ik vrijgesteld was maar omdat de school geen alternatieve activiteiten voor een hoogblonde uit de kluiten gewassen meisjes had, luisterde ik mee en stak mijn hand op als ik het kerstverhaal herkende of kon vertellen hoe het afliep met Adam en Eva.  En  als de pater in zijn zwarte soutane de klas kwam verwelkomen met een enorme zak snoep, was ik opgetogen met de hand vol snoep die ik kreeg aangereikt en  dat ik ‘Grazie padre’  mocht zeggen.  Tijdens de kerstdienst voor scholieren die werd gevierd in de dorpsparochie droegen we kerstgedichten voor vanaf de kansel,  waarbij ik  naar mijn gevoel hoog uittorende boven het toegestroomde gehoor. De gedragen en waarschijnlijk zoetsappige kerstgedichten verstond ik uitstekend maar de betekenis ontging me helemaal en helaas ben ik ze vergeten.  


Terug naar de muziek, want dit jaar had ik geen zin in de Messiah van Händel en het Weinachtsoratorium van Bach  en al helemaal niet in radioprogramma’s met kerstjingles.  Wat  wel elk  jaar tenminste een keer door de huiskamer galmt en waar ik ook dit jaar weer op terugkwam is de Misa Criolla (1964) van Ariel Ramirez.  

Koorzang, zowel ritmisch en vrolijk als gedragen, met een stevige pulse. Over de geboorte van Jezus, het lijden van de mensheid, begeleid  door instrumenten zoals de charango die er een exotische klank aan geeft.  De Missa Criolla hoort ook bij Kerst van vroeger, want mijn vader kocht de LP die we thuis in de jaren zestig en zeventig draaiden. 

Tegenwoordig kan ik dankzij Spotify naar verschillende uitvoeringen  luisteren en naar verwante muziek zoeken. Tussen de cd’s met muziek uit de barok die ik in de loop van het jaar bij elkaar heb gesprokkeld,  vond ik  El Nuevo Mundo, Folias Criollias  van Jordi Savall in samenwerking met o.a. Hesperion XXI, Capella Reial de Catalunya. Op deze cd staat de Cachua een dans a duo y a quatro met de titel “Niño il Mijor” .


Een Cachua is de naam van een inheemse dans die voorkomt in de grensgebieden tussen Peru, Boliva en delen van Equador. Las crónicas describen a esta danza como una danza de galanteo que se practicaba durante el periodo incaico. The cachua is a term from Quechua language qhachwa, meaning “round dance,” that is the Spanish name for a Latin-American baroque dance form found mainly in Peru. It still exists today as a circle dance.  


De titel van de dans is “Het kind is groots”.   Verstaan doe ik het niet goed en dus blijft de tekst voorlopig een raadsel en blijft het gissen of deze dans over het kerstkind gaat of over zomaar een kind.  Voor nieuwsgierige liefhebbers voeg ik de link van een vrij toegankelijke website met de muziek:  Niño il mijor (Greatest child):


Jordi Savall schrijft  over de cd El Nuevo Mundo, fantasia Criollas: 


N’oublions pas, ... que depuis l’Andoulasie et passant par les Ȋles Canaries, c’est une société complexe qui débarqua dans le Nouveau Monde.  Elle se composait de marins et de soldats, de nobles et de religieux, de musiciens et de commerçants, d’aventuriers et d’esclaves africains et de toutes sortes d’individués avides de richesses rapides et faciles.  Ceci produisit un grand métissage culturel et surtout linguistique, avec l’ adoption d’éléments autochtones, particulièrement refléctés dans la musique et dans les langues utilisées au cours de la conquête postérieure de l’ensemble du continent. Au fur et á mesure que les conquistadores entraient au cœur de ce « Nouveau Monde » totalement inconnu, ils intégraient á leurs musiques la majeure partie des influences locales et a leur langage courant les dénominations originales des langues autochtones, surtout les noms des objets, des animaux et des plantes des rites des coutumes propres á ce nouveau monde.  La consolidation de la conquête de ces territoires tellement immense se réalisa par une intense exploitation un esclavage généralisé, en détruisant ainsi un véritable Paradis sur Terre.  Un demi-siècle seulement âpres la « découverte », pratiquement toutes ces langues – d’origine arahuaco, tupo-guarani ou Chibchas – s’étaient éteintes sur les iles de Caraïbes, en même temps que leurs habitants. Les rares langues ayant survécu se transformèrent en parlers et en musique creoles, a travers leur contact avec la langue, la musique et le traditions des conquistadors. 


Waar dit zonnige jaarverslag heen gaat? 

Vorige winter maakten vader en moeder een bootreis langs de westkust van Zuid-Amerika en daar vandaan namen ze als cadeautjes voor de thuisblijvers allerlei lokaal handwerk mee en ik kreeg een grote geborduurde wollen doek uit Peru. De afbeelding toont volgens mij eenvoudig huiselijk geluk.  Later viel me op dat het enige woord dat er op de lap staat, MATRIMONIO is en daaromheen staan dansende  mannetjes en vrouwtjes, vliegende condors, grazende lama’s, kruipende slangen, zeilende vissertjes, vliegende watervogels en zwemmende vissen. En een huiselijk tafereel aan een eettafel en bovenin tot driemaal toe de zon.  De afbeelding is vertederend primitief, maar alle figuren  zijn in beweging, niets is statisch.  Dit is een wereld waarin iedereen wiegt, beweegt, danst.

Tijdens de zoektocht naar inspiratie bij dit verhaal, had ik vorige week de cd El Nuevo Mundo, fantasia Criollas aangezet en toen herinnerde  ik me opeens  het boek van Garcilaso.  Op de valreep nam ik me voor om voor 2013  alsnog Commentaires Royaux uit te lezen en omdat ik boeken vooral in bed lees,  viel de Peruaanse wandlap me ‘s avonds pas op als figuratieve impuls.  Een extra zetje in de richting van een  zonovergoten nieuwjaarsmissive. 


De reis door de tijd en overzee begon dus gewoon in mijn herinnering en  werd dankzij internet verder aangewakkerd zoals vaker afgelopen jaar.  De weerslag daarvan is te vinden op mijn website.  De rode dra ad zijn poëzie en liedteksten die me raken en waarbij ik me soms verlies in de klanken van verschillende talen. Daarbij probeer  ik de ontdekking van het gedicht in een persoonlijke context te plaatsen  en vind die context in de link tussen heden en verleden: www.elzevira1.nl

Het afgelopen jaar heb ik me ook gerealiseerd dat ik in 2012 het roer helemaal om had kunnen gooien, omdat nu de kinderen uit huis zijn en ik alleen in een huis woon dat aan de grote kant is.  Er is me een paar keer gevraagd of ik het huis niet wilde verkopen om weer terug naar Italië te kunnen verkassen?  Maar hoewel ik me snel thuis voel tussen italianen en weer enig vertrouwen heb in het bestuur van  Mario Monti en zijn voornemen om politiek leider te worden van een centrumpartij zeer toejuich,  is Italië ook het  land van de geurige en stinkende, kleurige en gitzwarte tegenstellingen. En als de werkgelegenheid in Nederland op dit moment al niet meer zo best is, dan is hij in Italië al jarenlang uitgesproken slecht en om goedkoper te kunnen leven dan in Nederland is nog nooit iemand naar Italië geëmigreerd.  Een paar dagen geleden  ben ik samen met Julie naar een mooie docu over Italië geweest, die ik zeer kan aanraden:  Italy you love it or you leave it .


Eind januari 2012 ben ik een weekje in Italië geweest naar Florence en Verona. De aanleiding was de tentoonstelling Money and Beauty. Bankers, Botticelli and the Bonfire of Vanities in Palazzo Strozzi die tot 22 januari liep. Ik pikte nog net de laatste dag mee van de tentoonstelling, waarvan een van de curatoren Tim Parks was, schrijver van Medici Money

In Mazzano in de buurt van Verona logeerde ik een paar dagen bij vriendin Laura en haar man Kees. Bij Laura studeerde ik in 1985 af. De scriptie over de schrijver Guido Morselli schreef ik bij haar thuis in Bilthoven op de eerste PC van Kees en Laura. De titel luidde Guido Morselli o l’ arte del comunicare. De kunst van het communiceren, schrijven, begrepen worden door je lezers, door je gehoor, door je naasten, daar draait het toch om in het hele leven?   En waar komt het idee dan vandaan dat een taal studeren een nutteloze exercitie is? 

Afgelopen jaar heb ik ook veel geroeid in het weekend en vanwege  het 100-jarig bestaan van VADA  hebben we in juni in een dag van VADA in Wageningen naar Isala in Zutphen geroeid, samen met leden van vereniging Isala die ook 100 jaar oud was.  Ook in juni,  roeide ik een weekje met een twaalftal VADA-roeiers op de Franse Maas met twee wherry’s. We  zijn iets ten noorden van Verdun gestart en hebben de grens met België net niet bereikt vanwege een plensbui en dreigend onweer.   

Begin juli heb ik een  viertal dagen in Tilburg geskifft tijdens het skiffkamp van de vereniging. 

En met weer een andere groepje heb ik in augustus een week in Duitsland geroeid op de Main van Kitzingen tot Aschaffenburg.  De culturele rustdag die we hebben ingelast in  Verdun en Würzburg maakt zo’n tocht tot een gevarieerde, gezellige en sportieve vakantie. Een stukje rivier afzakken is een prima manier om de omgeving en de natuur te proeven.


Van januari t/m maart heb ik in het kader van de beroepsbevordering een cursus Nederlands op de Werkvloer voor docenten gevolgd in Amsterdam. Vervolgens had ik in september de gelegenheid om het een en ander in praktijk te brengen en heb ik een cursus voor een chemisch bedrijf in den Bosch gegeven. 

Daarnaast ben ik sinds enkele weken ook bezig met een traject Nederlands aan een viertal medewerkers van een accountantskantoor in Rotterdam.  Heel leuk om weer eens echt werk te doen.

Maar de klapper van het jaar is dat ik  per volgende week weer een baan heb als secretaresse bij uitgeverij Christofoor in Zeist. Voorlopig voor zes maanden. Dankzij  Monique, een clubvriendinnetje die er zelf sinds oktober werkzaam was, kom ik er binnen rollen. Eerst zou ik alleen een oriënterend gesprek met de directeur hebben over de inzet van social-media, maar toen bleek Monique per 1 januari een baan te krijgen bij een advocaten kantoor in de buurt en ben ik uitgenodigd om  te solliciteren naar haar functie. Ik heb er heel veel zin in.  Christofoor ken ik vanwege  de antroposofische achtergrond en de prentenboeken. Maar ze publiceren ook spirituele en levensbeschouwelijke  titels voor volwassenen. Het is  een kleine organisatie en daarnaast wordt veel werk verzet door vrijwilligers. De uitgeverij maakt onderdeel uit van een Stichting. 

Hoewel ik nog steeds ambities heb als redacteur,  ga ik me eerst en vooral bezighouden met de verkoop en het secretariaat. En toen me tijdens het tweede gesprek werd gevraagd  hoe ik sta tegenover de antroposofie, kon ik daar niet zoveel over vertellen,  behalve dat Aleid met zoveel plezier terugkijkt op haar middelbare schooltijd op de Vrije Schooltijd in Zeist en dat we het Goethianum in Dornach (CH) eens hebben bezocht. Een kolossale kathedraal van de antroposofie waar alles ‘abgeeckt’ is. Een gebouw met de uitstraling van een bunker zonder een rechte hoek. 

Dit is in zekere zin ook een antwoord op de vraag waar ik sta op de geloofsladder.  En daarmee is de cirkel voor 2012 rond en het zonnig jaarverslag  af .                                                                                                                                  LANG LEVE DE ZON! 


Wintertijd

Wereld, ik leef in het domein 
van lichte taal in wintertijd
de gangen leeg, de kamers ruim
en zonder grens de binnentuin.

Einder, bedaar, ik heb een huis
dat mij bevrijdt; onder dit dak
ben ik een mens die adem krijgt. 
(Koos Geerds)   

Nieuwe reacties

29.05 | 09:12

De complete CD Upstream of Hauschka and Rob Petit can be find on Spotify

26.07 | 14:31

fugimundi Over the Rainbow by Eric Vloeimans https://www.youtube.com/watch?v=i661xQS6nxo

04.10 | 20:21

Bellissima.....!
Een pareltje dat ik vanavond ontdekte langs een programma op canvas T.V.

08.08 | 23:34

in the rosy time of year, when the grass was down… making hay in the modern way