Inca Garcilaso de la Vega and the temple of Titicaca.
(uitspraak Titigaga)
In 1983 kocht ik het Commentaires Royaux sur le Pérou des Incas van Inca Garcilaso de la Vega uitgegeven door Librairie François Maspero/La Découverte, Paris 1982. Deze geschiedenis van de Inca’s, schreef Garcilaso in het Spaans en werd in 1609 in Lissabon gepubliceerd en ruim honderd jaar later (1723) pas in Spanje.
Voorin heb ik geschreven: ‘04-03-1983… zomaar omdat het verleden spannend is.’
Aanleiding om het te kopen was waarschijnlijk de tekst op de achterflap en de verantwoording van de uitgever die uitlegt waarom 400 jaar later Les Commetaires Royaux is vertaald in het Frans.
Nu lees ik dat verantwoording en de vertaling een coproductie is geweest met Unesco:
La série Memoires américaines a l’ambition d’offrir au lecteur français un ensemble de documents relatifs a l’Amérique des origines, peu connus, oubliés ou introuvables.
Les textes de la série sont issus, soit de la tradition orale ou hiéroglyphiques des indigènes américains, soit de la plume des derniers descendants lettrées de familles indiennes, soit de métis accultures, soit encore de religieux européens qui ont essaye de comprendre l’autre humanité qui avait vécu, jusqu’au XVe siècle, en dehors du monde connu. Le fait est que jusqu’á présent la parole a été refusée a ces témoins privilégies, á de rares exceptions près. On ne les lit plus, on ne les édite plus, ou de moins la lecture de leurs œuvres est-elle limitée a un cercle étroit d’érudits.
Au-delà de l’exotisme, du folklore et du paternalisme scientiste ou chrétien, il semble essentiel d’écouter leurs voix étouffés par des siècles de brouillage européocentriques : L’Europe n’est plus au milieu du monde. Il ne s’agit pas ici de faire renaitre une vérité archéologique des « âmes mortes », mais de relire avec respect les annales oubliées de peuples aujourd’hui sans frontières et sans États toujours présents cependant dans la mémoire collective de l’humanité.
Commentaires royaux sur le Pérou des Incas van Inca Garcilaso de Vega (1539 – 1615) is op het nachtkastje blijven liggen en ik kan me niet herinneren het te hebben gelezen. De strakke vorm en het vergeelde papier bevestigen dat. Het leven gaat door en een boek blijft dertig jaar ongelezen.
En zo kwam Commentaires royaux na een opruimbeurt in de boekenkast en verhuisde het van de ene naar de andere. Op de tijdlijn van ongelezen boeken was het één van de eerste.
Want het paste niet in het verplichte repertoire ten behoeve van de studie Italiaanse Taal- en Letterkunde zoals Dantes Goddelijke Comedie, Petrarca’s sonetten voor Laura, Boccaccio’s Decamerone, Torquato Tasso’s Gerusalemme Liberata, Ariosto’s Razende Roeland. De klassiekers wiens geschriften doordesemd zijn van christelijke moraal, waren verplichte kost. Spannender dan de klassiekers vond ik vakken als Taalgeografie en Semantiek van het Italiaans, en de bijvakken Portugees, Kunstgeschiedenis en Kinder- en Jeugdliteratuur.
Commentaires kocht ik uit een combinatie van belangstelling voor geschiedenis en nieuwsgierigheid naar verre beschavingen. Nu ik het dan eindelijk lees, ontdek ik de taalkundige aandacht die Garcilaso schenkt aan de etymologie van de taal van de Inca’s en aan de uitspraak, en zijn kritiek op de slechte vertaligen die de Spanjaarden maakten van de Inca taal. En die aanleiding waren voor onbegrip tussen de overheersende Spaanse katholieke cultuur en de overheerste Inca cultuur.
Garcilaso schrijft Commentaires rond 1600 en zijn inspiratiebron was vooral de Commentarii de bello Gallico van Caesar. De schrijver plaatst als zoon van een Spaanse vader die hem een christelijke Spaanse opvoeding geeft en een Inca vrouw van koninklijke bloede, de Incacultuur in een historisch perspectief en beschrijf deze vanuit een belangstelling die we nu etnografisch zouden noemen.
Tijdens de doctoraalfase probeerde ik me de toekomst voor te stellen als Italianist en ik overwoog de kopstudie bedrijfskunde na mijn doctoraal te doen om daarmee m’n mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten. En ik overwoog om over te stappen naar de studie Italiaans in Amsterdam omdat Italiaans daar ‘beter’ stond aangeschreven. De keuzes schoof ik voor me uit en ik meldde me aan bij het uitzendbureau om zo alvast iets bij te verdienen.
Eén dag werken in de jaarbeurshallen in Utrecht, in het Self-Service Restaurant dat in mijn beleving het meest op een gaarkeuken leek, was genoeg om richting te geven aan mijn zoektocht naar geschikt werk. De geur van frituur en het werk in een gesloten ruimte zonder buitenlicht viel me al na een dag erg tegen.
Italiaanse les geven aan de Volksuniversiteit in Rotterdam in de villa die nu het Natuurhistorisch museum huisvest, bleek een leuker bijbaantje. Mede omdat ik daarbij m’n sterkst ontwikkelde vaardigheid kon gebruiken, namelijk kletsen in het Italiaans. Tevens confronteerde dat me met m’n zwakste kant op taalgebied, namelijk het gebrek aan kennis van de basisgrammatica.
Aan de VolksUniversiteit R'dam stond ik drie avonden in de week voor een klas met leerlingen van allerlei pluimage en van alle leeftijden en met eenentwintig jaar was ik zelf bij lange na de jongste.
Daar realiseerde ik me dat tweetaligheid een voorsprong is die niemand me meer zou afnemen en dat een doctoraal aan de universiteit van Utrecht of Amsterdam voor de taalvaardigheid weinig zou uitmaken. Behalve als ik een wetenschappelijke carrière ambieerde als Letterkundige, was die keuze totaal niet van belang.
Leraarschap bleef voor mij als tweetalige met een afgeronde studie de meest voor de hand liggende optie. Maar nog maar kort daarvoor was ik er nog stellig vanuit gegaan dat ik nooit leraar wilde worden omdat ik vanuit mijn achtergrond van recalcitrante leerling, niet geloofde dat onderwijs geven me voldoening kon geven. Dat het leraarschap ook als een missie kan worden beschouwd ter verheffing van de mensheid, kwam toen niet in me op en het zou ook nog heel lang duren voordat ik die invalshoek begreep.
Tijd om Commentaire royaux sur le Pérou des Incas te lezen, had ik niet. Maar de tijd zou ooit nog wel komen...
Er ging bijna dertig jaar voorbij en in vogelvlucht overziende, ging ik samenwonen in Den Haag, studeerde af in Utrecht, kreeg ik mijn eerste baan als taaltrainer Italiaans bij Talencentrum Den Haag, trouwde, verhuisde naar Leersum, kreeg kinderen, stichtte een gezin, scheidde, hield het gezin zo’n beetje bij elkaar, werkte nog steeds als taaltrainer en ging ook Nederlandse les geven en werkte vanaf 2006 als redacteur bij een educatieve uitgeverij, gespecialiseerd in cursusmateriaal voor Nederlands.
Waar een oorspronkelijke aversie voor grammatica je al niet kan brengen ...
Vanwege het veranderde inburgeringsexamen en de daarmee samenhangende markt voor cursusboeken, werd ik op 1 januari 2012 werkeloos. Nadat ik de eerste drie maanden de vrijwillige redactieklus had afgerond voor het lustrumboek van de honderdjarige watersport vereniging VADA, had ik behalve verplichting tot solliciteren, zeeën van tijd in het vooruitzicht.
Uiteindelijk is 2012 het jaar van het huisje-tuintje-beestje sabbatical geworden. En daarbij kon ik redelijk zorgeloos blijven, dankzij de WW-uitkering en het verbrassen van wat stenen van Ophir m'n huis. De voormalige eigenaar was kapitein op de grote vaart en noemde het Ophir naar een Oudtestamentisch land.
In de Bijbel is het de regio waaruit koning Salomo goud, edelstenen en sandelhout importeerde. En het Sabbatsjaar is in de Thora het zevende jaar waarin een stuk grond onbebouwd moest blijven.
Kortom je hoeft echt niet diep te graven om op cultureel erfgoed te stuiten.
Een sabbatical thuis is nog niet zo ingeburgerd maar de horizon van de wereld als je achter je bureau blijft zitten, rijkt sinds 1983 zo veel verder, dat het geheel in overeenstemming met de tijdsgeest zeer de moeite waard is zo’n reis achter de computer te maken. In enkele klikken ben je waar je maar wilt en de foot-print van surfen is zo bescheiden dat de ‘home-garden-pet sabbatical’ zeker in aanmerking komt voor een groen label.
En reizen door continenten komt vast nog wel in een volgende fase van het leven, over ruim vijftien jaar als er dan nog zoiets bestaat als een pensioensuitkering. Of zou er dan slechts een financiële prikkel bestaan voor deelnemers aan:
‘
De Sterfelijkheidsregeling'
Een regeling
speciaal
voor hen die vrijwillig meedoen aan begeleid afsterven.’
Afgelopen 21-12-2012 zou de wereld volgens de Mayakalender zijn vergaan. Althans dat is wat de media hebben gehyped, en in tijden van economische crisis is het niet moeilijk om oude profetieën nieuw leven in te blazen.
We luisteren gebiologeerd naar dit soort ontzagwekkende voorspellingen van oudtestamentische proporties en stiekem boezemen ze misschien wel meer angst in dan de bevroren huizenmarkt en de economische malaise die versterkt wordt door ongeloof in herstel.
De banken die al hun pijlen hadden gericht op dat deel van de markt dat gedomineerd werd door durfkapitalisten en derivaten, hebben het moeilijk en zijn door de overheid overeind gehouden en trekken zich nu terug in hun schulp. Niemand lijkt nog te weten hoe je het tij keert nadat jarenlang het marktdenken is gesublimeerd tot het enige echte geloof. Maar de tijd is nu rijp om meer mensen te overtuigen dat constante groei niet zaligmakend kan zijn. Laten we daarom maar weer lekker ouderwets de zon aanbidden en er nu maar meteen de wind en aardwarmte bij nemen en daarmee energie opwekken.
Het besef over het naderende einde der tijden bestond 400 jaar geleden ook al bij de Inca’s, de buren van de Maya’s, en in de Commentaires royaux, schrijft Inca Garcilaso heel droogjes, dat de Inca’s en de Mexicanen dezelfde jaartelling hanteren maar het einde van een tijdperk wel anders berekenen.
Garcilaso schrijft over de mythologie van de Inca’s en daar kan ik wat mee in deze tijd van overpeinzingen over heden, verleden en toekomst.
Du fameux temple de Titcaca et de ses fables et allégories.
Parmi les temples les plus fameux qui au Pérou furent dédies au Soleil, et qui en richesses et en ornements d’or et d’argent pouvaient rivaliser avec celui du Cuzco, il y en eut un su l’ile appelée Titicaca, qui signifie montagne de plomb ; le mot est composé de titi, qui veut dire plomb, et de caca, montagne ; il faut prononcer les deux syllabes caca du fond du gosier, car si on les prononce a la façon des Espagnoles, le mot signifie oncle maternel. Le lac Titicaca, sur lequel se trouve cette Île, lui a emprunté son nom. Elle est située a un peu plus de deux portées d’arquebuse de la terre ferme et a un périmètre de cinq á six mille pas.
C’est lá, selon les Incas, que
le Soleil déposa ses deux enfants, un fils et un fille,
quand il les envoya sur terre pour instruire en la vie civile ces peuples très barbares. A cette fable ils en ajoutent une autre bien plus ancienne. Ils disent qu’après le déluge on vit les rayons de soleil sur cette ile, et sur ce grand lac plus tôt qu’en tout autre lieu. (…)
Le premier Inca Manco Capac, tirant parti de cette ancienne fable, et aidé par son esprit inventif et sagace, voyant que les Indiens la tenaient pour vraie et considéraient le lac et l’ile comme un lieu sacré, imagina de dire que lui et sa femme étaient fils du Soleil, et que leur père les avait envoyés sur cette ile afin qu’ils allassent de lá dans tout le pays instruire les peuple ... Les Incas amautas, qui étaient les philosophes et les sages de leur république, réduisaient la première fable a la seconde, la présentaient comme une sorte de pronostic oú prophétie.
(eind december 2012) Een dag of wat geleden was ik op Spotify op zoek naar sfeervolle muziek voor de naderende kerstdagen. Muziek die me zou helpen om in te dalen in de sfeer van vredig samenzijn en die ik ook nodig had als trigger om dit sociaal jaarverslag te schrijven. De kinderen waren nog niet thuis en alleen kerstsfeer maken is lastig.
Vanwege de symboliek van vrede op aarde, vind ik het prima dat we in deze technologische wereld nog steeds kerst vieren en zeker het familiefeest, het samenzijn is heerlijk.
Eigenlijk zou december uitgeroepen moeten worden tot Vredesmaand en maand van de mensenrechten, een maand waarin alles en iedereen stilstaat bij de bevordering van vrede. Met de almachtige schepper die geclaimd wordt door een groep gelovigen, heb ik verder weinig op, maar het is wel heel boeiend om de schoonheid van de menselijke verbeelding te bewonderen en te onderzoeken. Het heeft tot zoveel interpretaties van een schepper geleid en tot de verering van heilige plekken, de zon, de maan, de sterren, en tot het bewieroken van heilige dieren en het verafgoden van wijze mannen. Godinnen en wijze heilige vrouwen zijn een schaars goed, behalve dan Maria die wonderlijk zwanger bleek. Vereren, aanbidden, als je de synoniemen lijst bekijkt is het een geleidende schaal die net als in het echte leven mensen tegenover elkaar zet als de subtiele interpretatieverschillen over en weer niet worden begrepen. Het subtiele verschil tussen aanbidden en verafgoden daar is menig oorlog mee begonnen en zijn de protestanten mee opgegroeid.
De wijsheid in pacht hebben dat zou iedereen wel willen en als je eenmaal zover bent dat je je erbij neerlegt dat dat helemaal niet bestaat dan rest een kritische houding. Want dat is tenminste geen verspilde moeite.
Voor de Inca’s was de zon de vader en de maan de moeder.
De heidense viering van de terugkeer van het licht, en de opgetuigde kerstboom vind ik mooi en ook de kerstal van vroeger met Drie Koningen, Maria, Jozef en het kind geboetseerd met klei uit de tuin door een van onze toenmalige de au-pairs, droegen bij aan een rudimentaire idee van wat de christelijke traditie is.
De essentie is toch samen met je familie zijn, samen wat te eten en te praten en de versieringen moeten er aan herinneren dat het december is en dat het buiten ongezellig weer is, en binnen aangenaam.
Als kind kreeg ik de verhalen uit de kinderbijbel voorgelezen en het feit dat ik die verhalen tijdens het godsdienstuurtje op de katholieke Italiaanse basisschool kon reproduceren, gaf me het gevoel dat ik als niet gedoopte met als enige heilige referentie Sint Nicolaas ook meedeed. Tijdens het godsdienstuurtje zat ik wel in de klas, hoewel ik vrijgesteld was maar omdat de school geen alternatieve activiteiten voor een hoogblonde uit de kluiten gewassen meisjes had, luisterde ik mee en stak mijn hand op als ik het kerstverhaal herkende of kon vertellen hoe het afliep met Adam en Eva. En als de pater in zijn zwarte soutane de klas kwam verwelkomen met een enorme zak snoep, was ik opgetogen met de hand vol snoep die ik kreeg aangereikt en dat ik ‘Grazie padre’ mocht zeggen. Tijdens de kerstdienst voor scholieren die werd gevierd in de dorpsparochie droegen we kerstgedichten voor vanaf de kansel, waarbij ik naar mijn gevoel hoog uittorende boven het toegestroomde gehoor. De gedragen en waarschijnlijk zoetsappige kerstgedichten verstond ik uitstekend maar de betekenis ontging me helemaal en helaas ben ik ze vergeten.
Terug naar de muziek, want dit jaar had ik geen zin in de Messiah van Händel en het Weinachtsoratorium van Bach en al helemaal niet in radioprogramma’s met kerstjingles. Wat wel elk jaar tenminste een keer door de huiskamer galmt en waar ik ook dit jaar weer op terugkwam is de Misa Criolla (1964) van Ariel Ramirez.
Koorzang, zowel ritmisch en vrolijk als gedragen, met een stevige pulse. Over de geboorte van Jezus, het lijden van de mensheid, begeleid door instrumenten zoals de charango die er een exotische klank aan geeft. De Missa Criolla hoort ook bij Kerst van vroeger, want mijn vader kocht de LP die we thuis in de jaren zestig en zeventig draaiden.
Tegenwoordig kan ik dankzij Spotify naar verschillende uitvoeringen luisteren en naar verwante muziek zoeken. Tussen de cd’s met muziek uit de barok die ik in de loop van het jaar bij elkaar heb gesprokkeld, vond ik El Nuevo Mundo, Folias Criollias van Jordi Savall in samenwerking met o.a. Hesperion XXI, Capella Reial de Catalunya. Op deze cd staat de Cachua een dans a duo y a quatro met de titel “Niño il Mijor” .
Een Cachua is de naam van een inheemse dans die voorkomt in de grensgebieden tussen Peru, Boliva en delen van Equador. Las crónicas describen a esta danza como una danza de galanteo que se practicaba durante el periodo incaico. The cachua is a term from Quechua language qhachwa, meaning “round dance,” that is the Spanish name for a Latin-American baroque dance form found mainly in Peru. It still exists today as a circle dance.
De titel van de dans is “Het kind is groots”. Verstaan doe ik het niet goed en dus blijft de tekst voorlopig een raadsel en blijft het gissen of deze dans over het kerstkind gaat of over zomaar een kind. Voor nieuwsgierige liefhebbers voeg ik de link van een vrij toegankelijke website met de muziek:
Niño il mijor (Greatest child):
Jordi Savall schrijft over de cd El Nuevo Mundo, fantasia Criollas:
N’oublions pas, ... que depuis l’Andoulasie et passant par les Ȋles Canaries, c’est une société complexe qui débarqua dans le Nouveau Monde. Elle se composait de marins et de soldats, de nobles et de religieux, de musiciens et de commerçants, d’aventuriers et d’esclaves africains et de toutes sortes d’individués avides de richesses rapides et faciles. Ceci produisit un grand métissage culturel et surtout linguistique, avec l’ adoption d’éléments autochtones, particulièrement refléctés dans la musique et dans les langues utilisées au cours de la conquête postérieure de l’ensemble du continent. Au fur et á mesure que les conquistadores entraient au cœur de ce « Nouveau Monde » totalement inconnu, ils intégraient á leurs musiques la majeure partie des influences locales et a leur langage courant les dénominations originales des langues autochtones, surtout les noms des objets, des animaux et des plantes des rites des coutumes propres á ce nouveau monde. La consolidation de la conquête de ces territoires tellement immense se réalisa par une intense exploitation un esclavage généralisé, en détruisant ainsi un véritable Paradis sur Terre. Un demi-siècle seulement âpres la « découverte », pratiquement toutes ces langues – d’origine arahuaco, tupo-guarani ou Chibchas – s’étaient éteintes sur les iles de Caraïbes, en même temps que leurs habitants. Les rares langues ayant survécu se transformèrent en parlers et en musique creoles, a travers leur contact avec la langue, la musique et le traditions des conquistadors.
Waar dit zonnige jaarverslag heen gaat?
Vorige winter maakten vader en moeder een bootreis langs de westkust van Zuid-Amerika en daar vandaan namen ze als cadeautjes voor de thuisblijvers allerlei lokaal handwerk mee en ik kreeg een grote geborduurde wollen doek uit Peru. De afbeelding toont volgens mij eenvoudig huiselijk geluk. Later viel me op dat het enige woord dat er op de lap staat, MATRIMONIO is en daaromheen staan dansende mannetjes en vrouwtjes, vliegende condors, grazende lama’s, kruipende slangen, zeilende vissertjes, vliegende watervogels en zwemmende vissen. En een huiselijk tafereel aan een eettafel en bovenin tot driemaal toe de zon. De afbeelding is vertederend primitief, maar alle figuren zijn in beweging, niets is statisch. Dit is een wereld waarin iedereen wiegt, beweegt, danst.
Tijdens de zoektocht naar inspiratie bij dit verhaal, had ik vorige week de cd El Nuevo Mundo, fantasia Criollas aangezet en toen herinnerde ik me opeens het boek van Garcilaso. Op de valreep nam ik me voor om voor 2013 alsnog Commentaires Royaux uit te lezen en omdat ik boeken vooral in bed lees, viel de Peruaanse wandlap me ‘s avonds pas op als figuratieve impuls. Een extra zetje in de richting van een zonovergoten nieuwjaarsmissive.
De reis door de tijd en overzee begon dus gewoon in mijn herinnering en werd dankzij internet verder aangewakkerd zoals vaker afgelopen jaar. De weerslag daarvan is te vinden op mijn website. De rode dra
ad zijn poëzie en liedteksten die me raken en waarbij ik me soms verlies in de klanken van verschillende talen. Daarbij probeer ik de ontdekking van het gedicht in een persoonlijke context te plaatsen en vind die context in de link tussen heden en verleden: www.elzevira1.nl .
Het afgelopen jaar heb ik me ook gerealiseerd dat ik in 2012 het roer helemaal om had kunnen gooien, omdat nu de kinderen uit huis zijn en ik alleen in een huis woon dat aan de grote kant is. Er is me een paar keer gevraagd of ik het huis niet wilde verkopen om weer terug naar Italië te kunnen verkassen? Maar hoewel ik me snel thuis voel tussen italianen en weer enig vertrouwen heb in het bestuur van Mario Monti en zijn voornemen om politiek leider te worden van een centrumpartij zeer toejuich, is Italië ook het land van de geurige en stinkende, kleurige en gitzwarte tegenstellingen. En als de werkgelegenheid in Nederland op dit moment al niet meer zo best is, dan is hij in Italië al jarenlang uitgesproken slecht en om goedkoper te kunnen leven dan in Nederland is nog nooit iemand naar Italië geëmigreerd. Een paar dagen geleden ben ik samen met Julie naar een mooie docu over Italië geweest, die ik zeer kan aanraden: Italy you love it or you leave it .
Eind januari 2012 ben ik een weekje in Italië geweest naar Florence en Verona. De aanleiding was de tentoonstelling Money and Beauty. Bankers, Botticelli and the Bonfire of Vanities in Palazzo Strozzi die tot 22 januari liep. Ik pikte nog net de laatste dag mee van de tentoonstelling, waarvan een van de curatoren Tim Parks was, schrijver van Medici Money.
In Mazzano in de buurt van Verona logeerde ik een paar dagen bij vriendin Laura en haar man Kees. Bij Laura studeerde ik in 1985 af. De scriptie over de schrijver Guido Morselli schreef ik bij haar thuis in Bilthoven op de eerste PC van Kees en Laura. De titel luidde Guido Morselli o l’ arte del comunicare. De kunst van het communiceren, schrijven, begrepen worden door je lezers, door je gehoor, door je naasten, daar draait het toch om in het hele leven? En waar komt het idee dan vandaan dat een taal studeren een nutteloze exercitie is?
Afgelopen jaar heb ik ook veel geroeid in het weekend en vanwege het 100-jarig bestaan van VADA hebben we in juni in een dag van VADA in Wageningen naar Isala in Zutphen geroeid, samen met leden van vereniging Isala die ook 100 jaar oud was. Ook in juni, roeide ik een weekje met een twaalftal VADA-roeiers op de Franse Maas met twee wherry’s. We zijn iets ten noorden van Verdun gestart en hebben de grens met België net niet bereikt vanwege een plensbui en dreigend onweer.
Begin juli heb ik een viertal dagen in Tilburg geskifft tijdens het skiffkamp van de vereniging.
En met weer een andere groepje heb ik in augustus een week in Duitsland geroeid op de Main van Kitzingen tot Aschaffenburg. De culturele rustdag die we hebben ingelast in Verdun en Würzburg maakt zo’n tocht tot een gevarieerde, gezellige en sportieve vakantie. Een stukje rivier afzakken is een prima manier om de omgeving en de natuur te proeven.
Van januari t/m maart heb ik in het kader van de beroepsbevordering een cursus Nederlands op de Werkvloer voor docenten gevolgd in Amsterdam. Vervolgens had ik in september de gelegenheid om het een en ander in praktijk te brengen en heb ik een cursus voor een chemisch bedrijf in den Bosch gegeven.
Daarnaast ben ik sinds enkele weken ook bezig met een traject Nederlands aan een viertal medewerkers van een accountantskantoor in Rotterdam. Heel leuk om weer eens echt werk te doen.
Maar de klapper van het jaar is dat ik per volgende week weer een baan heb als secretaresse bij uitgeverij Christofoor in Zeist. Voorlopig voor zes maanden. Dankzij Monique, een clubvriendinnetje die er zelf sinds oktober werkzaam was, kom ik er binnen rollen. Eerst zou ik alleen een oriënterend gesprek met de directeur hebben over de inzet van social-media, maar toen bleek Monique per 1 januari een baan te krijgen bij een advocaten kantoor in de buurt en ben ik uitgenodigd om te solliciteren naar haar functie. Ik heb er heel veel zin in. Christofoor ken ik vanwege de antroposofische achtergrond en de prentenboeken. Maar ze publiceren ook spirituele en levensbeschouwelijke titels voor volwassenen. Het is een kleine organisatie en daarnaast wordt veel werk verzet door vrijwilligers. De uitgeverij maakt onderdeel uit van een Stichting.
Hoewel ik nog steeds ambities heb als redacteur, ga ik me eerst en vooral bezighouden met de verkoop en het secretariaat. En toen me tijdens het tweede gesprek werd gevraagd hoe ik sta tegenover de antroposofie, kon ik daar niet zoveel over vertellen, behalve dat Aleid met zoveel plezier terugkijkt op haar middelbare schooltijd op de Vrije Schooltijd in Zeist en dat we het Goethianum in Dornach (CH) eens hebben bezocht. Een kolossale kathedraal van de antroposofie waar alles ‘abgeeckt’ is. Een gebouw met de uitstraling van een bunker zonder een rechte hoek.
Dit is in zekere zin ook een antwoord op de vraag waar ik sta op de geloofsladder. En daarmee is de cirkel voor 2012 rond en het zonnig jaarverslag af . LANG LEVE DE ZON!